Albanië Macedonië, Kosovo 2019

Orahovac 1999
Hans tussen de wijnvelden in Orahovac, Kosovo, zomer 1999

We gaan in de paasvakantie een bijzondere reis maken. In 1999 was Hans op uitzending op de Balkan. In het begin van dat jaar werkte hij in de Albania Force (AFOR) operatie mee aan de opvang van Kosovaarse vluchtelingen in Albanië. Van juni tot december 1999 was hij chef- staf van het Nederlandse contingent in de Kosovo Force (KFOR) in Kosovo en Macedonië. 20 jaar later gaat hij voor de eerste keer terug en de reisfamilie gaat mee. Wat is er veranderd in die 20 jaar, wat is er hetzelfde gebleven, wat was de impact toen en nu?

Paradise By The Dashboard Light in Kamp Beverwijk

Paradise by the dashboard light

We vliegen vandaag met Austria Airlines via Wenen naar Skopje. Het is ondanks de Pasen opvallend rustig op Schiphol, misschien omdat we pas op het eind van de middag vliegen. Voor 2 tientjes pp extra mochten we van Austrian in de businessclass. Net iets anders als in 1999, toen we in de hangmatjes van een Hercules vlogen. Wat toen Petrovec Airfield heette is nu Alexander de Grote airport.

De tijdlijn loopt nu al door de war. In 1999 ging ik eerst naar Albanië, maar de combi van de goedkoopste vluchten met de goedkoopste huurauto gooit de historische tijdlijn door de war. We beginnen in Macedonië.

Juni 1999 dus. Als contingentscommandant naar vliegveld Petrovec, waar het Nederlandse kamp Beverwijk stond op minder dan 100 meter van de startbaan. Als je maar moe genoeg bent slaap je overal doorheen zouden de komende maanden leren. We gingen De Extractieforce aflossen, maar binnen een dag na onze aankomst was er een akkoord met de Serven (en Russen!) rond Kosovo en draaide iedereen opeens op topsnelheid. Binnen 4 dagen was KFOR (Kosovo Force) een feit en was ik contingentscommandant af. Kosovo was te belangrijk geworden voor een simpele overste en een week of wat later kwam generaal Herman Bokhoven me aflossen en ging ik door als chef staf van het conto.

Overleg met Bgen Herman Bokhoven op Kamp Beverwijk

Het National Support Element zat op Kamp Beverwijk. Wij waren er als contingentscommando ook ondergebracht. Een contact heeft vertegenwoordigt de Chef Defensiestaf in het inzetgebied en rapporteert dagelijks over alles wat er gebeurt in het gebied.

Kamp Beverwijk

Herinneringen. half zeven op en om 2400 uur naar bed nadat we de dagrapportage hadden doorgefaxt (jawel) naar Nederland. Drie complete brigades opgesteld op de hei. De waanzinnig slechte luchtmachtkoks. De veel betere landmachtkoks die erna kwamen. Reservedelen voor onze kapotte jeeps die maar niet aankwamen, maar wel pallets cola en wc-papier. Terwijl er een colafabriek in Skopje stond. Majoor Rick Smit die het bet net niet lukte om Rowen Hèze naar Kosovo te halen. Wij kregen Eric Hulsebos, die veel slechter zong dan dat ie schaatste. André Hazes die iedere avond tot de pijngrens werd gedraaid in de bar. En maar bellen met de Defensiestaf omdat de minister (Frank de Grave) alles (ALLES!) wilde weten.

Beste herinnering; het midtermfeest met net iets meer dan Two Cans. Met korporaal Suus zong ik “Paradise by the dashboardlight” van Meatloaf.

Skopje; beelden van een stad vol beelden

Alexander de Noord Macedoniër

De vorige keren dat ik door Skopje liep was ik ook in burger, maar had ik vaak een pistool in mijn broekzak. Een iPhone in je zak is lichter en loopt ook wat meer ontspannen. In 1999 waren de inwoners van Macedonië gemiddeld niet echt op de hand van de NAVO. Veel waren van Servische afkomst en absoluut niet blij met de NAVO-bombardementen op Belgrado en andere delen van Servië. Dat uitte zich vooral in het gooien van stenen naar jeeps en trucks van de NAVO militairen. Vooral tussen maart en juli sneuvelden er honderden voorruiten van wagens die langs de Servische wijken van Skopje reden. vanaf juli werd dat gelukkig een stuk minder. Toch werden we de eerste maanden geacht gewapend de stad in te gaan.

Winkelcentrum met CD’s voor 3 Duitse Mark. Toen.

Naast dat er zaken gedaan moesten worden Met leveranciers van de Nederlandse troepen, was de aanschaf van CD’s een andere goede reden om de stad in te gaan. Bij het vliegveld kostten die 5 Duitse Mark, maar in de stad maar 4 of zelfs 3 Mark als je er een heleboel kocht. Het foeilelijke winkelcentrum waar we in bulk onze muziek insloegen staat er nog steeds. De enige McDonalds (een andere goede reden om de stad in te rijden, of om een omweg te maken als we terug kwamen uit Kosovo is er niet meer. Die McDonalds was overigens enige tijd off-limit voor NAVO-militairen nadat Amerikaanse militairen met een pantservoertuig door de McDrive hadden proberen te rijden en voor 12000 Mark schade hadden aangericht.

Het lelijke winkelcentrum is er nog, maar verder is er een hoop veranderd in Skopje. We wandelen in een heerlijk zonnetje de stad in die schoon en opgeruimd is. Wat opvalt is de enorme hoeveelheid beelden en beeldjes die op iedere hoek van de straat te vinden zijn. Om onze taxi-chauffeur van gisteren maar te citeren: “we want to be in Guinness book of records for most statues”. Gaat lukken denken wij. Naast een enorme berg onbekende grootheden komen we ook beroemde (Noord-) Macedoniërs tegen als Alexander de Grote en Moeder Theresa. Dat Noord-Macedonië is wel een dingetje. “Every country with North in name is bad, North Vietnam, North Korea etc.” aldus dezelfde taxichauffeur. “North America” opperen wij voorzichtig? “Exactly”.

De oude (Turkse) binnenstad is nauwelijks veranderd. We meanderen er wat doorheen, eten een ijsje, drinken een cola en in het zonnetje, met een temperatuur die oploopt naar 22 graden slaan het vakantiegevoel en de ontspanning al snel toe.

We eten kebapcici bij Restaurant Bratstvo in de oude stad en worden aangesproken in het Nederlands. Ober Adam heeft van 1991 tot 1994 in Maastricht gewerkt en komt elk jaar nog minstens een keer naar Nederland. Lekker eten, het kost geen drol, de koffie is van het huis en we krijgen ook nog een flesje water mee voor onderweg.

We relaxen wat in ons Hotel Centar en eten ’s avonds prima bij La Tana restaurant. 24 euro met zijn vieren inclusief live muziek. Ik was echt vergeten hoe goedkoop het hier allemaal was.

Terug naar Kosovo in een stoere auto.

Met de bedrijfswagen voor het Duitse brigadehoofdkwartier in Prizren

Om 1030 uur pakken we de taxi naar Europcar om de huurwagen op te halen. Ik heb maar geopteerd voor een beetje stevige auto, een Hyundai Tucson, want de vorige keer hadden we ook een stoere jeep. De start van KFOR was best wel spannend. De Russen waren niet blij met de NAVO In Servië en reden op 11 juni als een dolle naar het vliegveld van Pristina om dat voordat KFOR kwam te bezetten. 11 juni was een spannende dag en een daadwerkelijk treffen met de Russen werd maar net voorkomen. Hoe het bijna tot knokken kwam kun je via deze link lezen.

Op zaterdag 12 juni 1999 trokken de Gele Rijders Kosovo binnen en reden naar Orahovac. Daar was luitenant-kolonel Ton van Loon met een heli eerder gearriveerd waar hij maar net kon voorkomen dat der Serviërs de lokale wijnfabriek opbliezen. Op maandag 14 juni reden ook wij met een klein detachement van het contingentscommando Kosovo binnen.

Het valt natuurlijk op geen enkele manier te vergelijken met de bevrijding van Nederland destijds , maar als er mensen juichend naast de weg staan en je krijgt zelfs bloemen op je auto gegooid, dan doet dat wat met je.

Van Skopje naar Prizren is dik twee uur rijden, een beetje afhankelijk van welke route je neemt. Wij rijden door de de bergen langs de grens met Macedonië, over de route die destijds beter bekend stond als ‘LION’. Het was onze favoriete route tussen Skopje en Prizren, omdat het de snelste, maar ook de mooiste weg was. De bergen zijn hoger dan 2kilometer, de pas gaat tot 1500. Het is best wel koud, het waait enorm en de electiciteit is uitgevallen op de top, dus we drinken wel iets op 1500 meter, maar voor de maaltijd rijden we door naar Shtepia e Bardhe.

Het Witte Huis in het Albanees vermoeden wij. Naar Skopje is het daarna nog maar een kwartier, waar we er zeker drie kwartier over doen om ons appartement te vinden. Enorme drukte, eenrichtingsverkeer, te smalle straatjes, het kost het nodige heen en weer steken, drie ronden, vloeken en klotsende oksels om ons Blauwe apartement te bereiken. Het is een beetje drukker geworden hier de afgelopen 20 jaar.

Ton van Loon, de held van Orahovac

Al voordat KFOR Kosovo zou intrekken was duidelijk dat de Gele Rijders in Orahovac (tegenwoordig Rahovec) terecht zouden komen. De 11 afdeling rijdende artillerie zoals ze officieel heten stond onder leiding van luitenant-kolonel Ton van Loon en maakte deel uit van de Duitse Brigade die gestationeerd was in het zuidelijk deel van Kosovo. Een afdeling bestaande uit pantserhouwitsers (kanonnen) en is van huis uit opgeleid noch geschikt om een gebied onder controle te houden. Daar heb je in principe infanterie voor nodig, Desondanks kreeg Ton van Loon met zijn afdeling toch een gebied toegewezen en wel Orahovac en omgeving. Dat was ook meteen het moeilijkste deel van het Duitse brigadegebied. De Duitsers kozen zelf om met infanterie in de delen te gaan zitten die nagenoeg 100% moslim/Albanees waren, de afdeling kreeg een stad die gemixt Servisch / Albanees was. Toen al en nog steeds ben ik van mening dat de keuze van de Duitsers niet gebaseerd was op militaire motieven, maar dat het probleemgebied Orahovac afgeschoven werd op de Hollanders.

Gele rijders op het marktplein van Orahovac 1999

De gemixte bevolking van de stad en omgeving zorgde namelijk voor een explosieve situatie. Mitrovica in het noorden van Kosovo was nog zo’n gemixte stad, daar werd dagelijks tussen de bevolkingsgroepen gevochten, ondanks dat er een rivier tussen beide groepen lag. Dat het in Orahovac rustig bleef is de grote verdienste van de afdeling, maar vooral van Ton van Loon.

Stukje geschiedenis: Albanezen, die 90 procent van de Kosovaarse bevolking uitmaken, voerden een jarenlange onafhankelijkheidsstrijd om de provincie los te weken van Servië. Die strijd nam toe nadat hun rechten (bv. onderwijs in eigen taal) eind jaren tachtig drastisch beperkt werden, toen Milosevic de nationalistische toer opging. Toen in 1991 en 1992 achtereenvolgens Slovenië, Kroatië en Bosnië-Herzegovina zich onafhankelijk verklaarden, nam ook in Kosovo het onafhankelijkheidsstreven toe. Eind jaren 90 bereikten de separatistische gevoelens van de Albanezen een kookpunt. Het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UCK) pleegde aanslagen, en Milosevic antwoordde met een desastreus zuiveringsregime. Zijn zuiveringen hebben naar schatting rond de 10 duizend personen het leven gekost. 800 duizend Albanezen sloegen op de vlucht, waarop de NAVO in 1999 tot een militaire interventie besloot. (Bron: Volkskrant 180408)

Ton van Loon in gesprek met de locals

Toen de eerste batterij van de afdeling in Orahovac arriveerde waren de Servische troepen nog geen 24 uur weg. Ook het Servische bestuur van de stad was gevlucht, de weinige Albanezen die niet gevlucht waren waren blij dat ze bevrijd waren maarstuurloos, de circa 3000 Servische inwoners hadden zich bang in hun huizen opgesloten. In die situatie nam Ton van Loon de leiding en bekommerde zich niet alleen om de veiligheid, maar om alles wat er in de stad moest gebeuren; de facto was hij burgemeester, commissaris van politie en nog wat openbare rollen. Hij zorgde er bijvoorbeeld voor dat het vuilnis weer opgehaald werd en dat de brandweer weer brandstof voor de blusauto had. De twee lokale bakkers die niets meer hadden werden voorzien van meel en betaalden dat in de maanden er na terug in (lekker vers) brood voor de Nederlandse troepen.

Het was niet altijd rustig. Brandende Servische huizen in Orahovac.

Wat er met name voor zorgde dat de situatie in Orahovac over het algemeen rustig bleef, was dat van Loon oor had voor de verhalen van de Albanezen. Al de eerste week benaderde de lokale bevolking de Nederlanders met verhalen over misdaden en (massa)moorden door de Serviërs. In de stad werd een kantoortje geopend, waar de hele dag mensen getuigenissen konden afleggen, die in schriftelijke verklaringen werden vastgelegd. Het bleef niet bij die verklaringen, de Rijders handelden er ook naar. Tot afgrijzen van en tegen het verbod in van de politieke leiding in Nederland werden op basis van die verklaringen vermeende Servische oorlogsmisdadigers door de mennen en vrouwen van van Loon opgepakt en vastgezet. En hoewel er incidenteel toch wraak werd genomen door de Albanese bevolking, ben ik er van overtuigd dat deze aanpak grotendeels de rust in Orahovac bewaarde en ernstig geweld voorkwam. Het is dan ook niet vreemd dat toen na handjeklap tussen Russen en Amerikanen de

De blokkade om de Gele Rijders in Orahovac te houden

11e Afdeling uit Orahovac weg moest, de lokale bevolking de wegen blokkeerde om dit te voorkomen. Voor mij is en blijft Ton van Loon de held van Orahovac.

Orahovac; toen en nu

Met David ‘Q’ Gueqieurre op het marktplein van Orahovac toen

Of is ‘Hans, toen en nu’ een betere titel voor deze blog? Na een uitgebreid ontbijt in ons appartementje rijden we naar Suva Reka. In 1999 wilden we daar in het kantoor van de Balkan bandenfabriek ons contingentscommando vestigen. We namen in goed overleg met de Duitse brigadecommandant het gebouwtje in. Voor maar vijf dagen, want de lokale bevolking wilde de fabriek weer opstarten en had al demonstraties tegen de Nederlanders aangekondigd.

Met de directie van de bandenfabriek na de te overdadige lunch

Wij pakten dus net zo snel weer in, als dat we uitgepakt waren. Vijf dagen later waren we weer weg en om te bedanken dat we het kantoor toch niet afgepakt hadden werden we een week later getrakteerd op een acht gangen Balkanlunch met te veel Rakija en wijn.

Onderweg tussen Suva Reka en Orahovac toen

De route tussen Suva Reka en Orahovac was vroeger een van onze favorieten. De weg loopt aan de noordkant van een dal, met mooi uitzicht dieper het dal in. Dat mooie uitzicht geeft ook mooie waarnemings- en schootsvelden en dat speelde tijdens de Kosovo-oorlog de Serviërs in de kaart. Vanaf de hoger gelegen terreindelen namen de Serviërs met tanks de dorpjes in het dal onder viiur. En omdat de Albanezen alleen over klein kaliber wapens beschikten was dat eenzijdig prijsschieten.

Een door de Serviërs verwoest dorpje in 1999

Je ziet eigenlijk geen schade meer, of je twijfelt of het het normale niet-onderhoud is. Daarnaast is ook hier een hoop bijgebouwd. De bomen die de route zo mooi maakten zijn grotendeels verdwenen. Illegale houtkap is een van de grote problemen in Kosovo, waar nog veel op hout gestookt wordt. Niet alleen ziet het er een stuk minder mooi uit, maar door het verdwijnen van de bomen wordt ook bodemerosie in de hand gewerkt.

Het marktplein van Orahovac nu

We rijden door naar Orahovac en moeten even zoeken naar het marktplein. Ook hier is veel bijgebouwd, waarvan de nieuwe moskee het meeste opvalt. De oude bioscoop waar de pantserhouwitser voor stond is er nog en ook de kapper waar ik mijn haar liet knippen zit nog op precies dezelfde plek. Zijn kapperszaak en hijzelf zijn behoorlijk afgetakeld. We eten kebab in de tent waar we destijds ook wel eens aten. Denk ik. Verder is er vooral veel nieuwbouw. De bakker die we met een lading gratis meel weer aan het bakken kregen zit nog op dezelfde plek, maar nu in een mooie nieuwe winkel.

Bij de lokatie van het oude verkeerstorentje nu

Blindelings rijd ik naar de oude lokatie van de 11e afdeling veldartillerie, midden tussen de wijnvelden. Eén hal staat er nog. Die is tegenwoordig in gebruik als marmerhouwerij. Het oude verkeerstorentje voor sproeivliegtuigen waar Ton van Loon zijn hoofdkwartier had is afgebroken. Enige van mijn beste herinneringen bewaar ik aan de middagen dat ik met Ton in het zonnetje op de veranda zat waar we, uitkijkend over de wijnvelden, de politieke leiding bespraken en de toestand in wereld in het algemeen. En hoe wij het allemaal anders zouden doen als wij eenmaal de baas waren.

Nu dus wel op de foto in de wijnkelder van Stone Castle

We rijden een kilometer door naar Stone Castle, de wijnkelder van de wijnfabriek. Met de wijnproductie gaat het zichtbaar goed. De fabriek is uitgebreid en er wordt gebouwd aan een gigantisch resorthotel. Boven de wijnkelder. Bij ons vertrek uit Kosovo kregen we daar een afscheidsfeest aangeboden door de lokale politici. Die waren voor het grootste deel afkomstig van het UCK en daar zaten een aantal behoorlijke bandieten tussen. Het was die avond zaak om te zorgen dat je niet met een glas drank in de hand op de foto kwam te staan met een van die bandieten; dat hadden we dan weer geleerd van Srebrenica. Niet op de foto gaan viel nog niet mee, want er liepen zeker 5 verschillende fotografen rond.

Het massagraf bij Celina

We rijden terug naar Prizren via Celina. in Celina werd een massagraf gevonden van door de Serviërs vermoorde Albanezen. De schattingen over het aantal gedode Albanezen varieert tussen de 3000 en 10.000 doden. Naast de massagraven lagen er de eerste maanden in het gebied her en der ook doden, die oneerbiedig met de term zwerflijken aangeduid werden. Opruimen verliep langzaam, omdat een deel van deze lijken voorzien waren van een boobytrap en het ruimen dus voorzichtig moest gebeuren. De geur van al deze lijken vergeet je nooit.

Uitreiking van de NAVO-medaille

Ik heb tijdens de AFOR en KFOR uitzendingen niks traumatisch meegemaakt. We deden nuttig werk. We waren de ‘bevrijders’ Maar negen maanden werken onder (toch) voortdurende spanning, gedoe met de lange schroevendraaier vanuit Nederland, Russen, Asbest en zeven dagen per week ellenlange dagen maken hakten er in. De eerste maanden na mijn uitzending was absoluut niet aardig voor collega’s (Martin W. en Dick K. kunnen er over meepraten) en vrienden en familie (sorry nogmaals Maarten-Jan en Petri). In de weekenden droomde ik als een dolle en zweette drie t-shirts per nacht vol. Dat was over toen Mirjam en ik begin april 2000 op vakantie waren in Griekenland. Op de tweede dag van de vakantie werd ik kletsnat van het zweet wakker en zei letterlijk: “en nu is het over”. En dat was het vanaf dat moment ook echt; de dromen en het zweten waren van de ene dag op de andere gestopt. Lichaam en geest kunnen op een aparte manier werken. Op de wijnberg in Orahovac in 1999 en 20 jaar later

Hoe is het nu om terug te zijn? Ik vind het leuk om hier rond te rijden en plekken te herkennen. Maar het vakantiegevoel overheerst, zeker ook door de wat chaotische midden-oostensfeer in het verkeer en in de ruimtelijke ordening. Ik vind het leuk om Mirjam, Frank en Marit verhalen uit die tijd te vertellen. Maar het doet niet zo veel met me. Blijkbaar heeft deze uitzending al lang geleden zijn plekje gekregen en dat is prima.

Canauba Hill (not) revisited

Uitzicht over Prizren vanaf het fort

De reisfamilie komt wat langzaam op gang, we hebben geen zin om een stuk te rijden, wat toch al moeilijk wordt, want er staat een Mercedes pal voor onze garage geparkeerd, kortom; we blijven vandaag in Prizren. We klimmen een stukje naar de overblijfselen van het 10 eeuwen oude fort van Prizren, ooit de zetel van het Servische (keizer)rijk. Het uitzicht is best mooi, althans het eerste stukje. Door de smog lukt het me echter niet om Canauba Hill te zien, waar ooit het kamp van het geniehulpbataljon en later ook het contingentscommando gevestigd waren. Er naar toe rijden doe ik maar niet, zo goed is de huurauto nou ook weer niet verzekerd.

Canauba Hill 1999

Hoe het kamp aan zijn naam kwam vereist enige toelichting. Oorspronkelijk bevond zich op de lokatie van het kamp een klein onverhard vliegveldje, dat al jaren niet meer in gebruik was. Dat had de NAVO er overigens niet van weerhouden om het mini stationsgebouwtje gedurende de luchtoorlog ook een keer te bombarderen. Toen de kwartiermakers van het geniehulpbataljon arriveerden werden de resten van het gebouw met rood-wit tape afgezet en werd gestart met de bouw van het kamp voor dik 850 militairen.

Net zoals alle infra op de Balkan zat er in het gebouw ook asbest, wat zichtbaar was, maar volgens de hygiëne en preventieve gezondheidsspecialisten geen gevaar opleverde. Omdat we in Nederland bij defensie de nodige affaires met asbest hadden meegemaakt (Cannerberg) werd een ingehuurde ZZP Asbest specialist ingevlogen om grondmonsters te nemen. De specialist had veel verstand van asbest in gebouwen maar geen benul van asbest in de grond en besteedde het onderzoek uit aan het Belgische bedrijf Enzico dat onder leiding stond van directeur Thierry B. Uit elektronenmicroscoop onderzoek bleek dat in de Kosovaarse grond hoge concentraties blauw asbest zat. In Nederland brak de totale paniek uit. We moesten onmiddellijk met ons hulpwerk stoppen, iedereen moest mondkapjes dragen en Thierry B. werd met een team inclusief elektronenmicroscoop ingevlogen om nader onderzoek te doen. Het was verschrikkelijk. Overal in de bodem kwam blauwe asbest voor. Maar Thierry had een oplossing. Wanner we het hele kamp zouden besproeien met Canauba Wax, een vettig goedje, zou het asbest gebonden worden en geen gevaar meer vormen voor het personeel. Wel moest al het materieel nog schoongemaakt worden en iedereen moest nieuwe persoonlijke uitrusting krijgen. De hele asbestaffaire kostte uiteindelijk miljoenen.

Het contco hq op Canauba Hill

Ergens midden in de hele asbest gekte kreeg ik een telefoontje van een hoogleraar geologie uit Utrecht. Hij was blij dat hij een me kon uitleggen wat er aan de hand was, want in Nederland wilde bij Defensie niemand naar hem luisteren. In de bodem van Kosovo komt namelijk van nature veel rode klei voor. Die rode klei ziet er onder de electronenmicroscoop verdacht veel uit als blauwe asbest, maar heeft met asbest niets te maken en is totaal onschuldig. Ik meldde het telefoontje ’s avonds keurig in de dagrapportage aan de defensiestaf en kreeg de dag daarna de volle laag over me heen. Hoe ik het in mijn hersens haalde om twijfel te zaaien over de bevindingen van de experts en dat ik me er verder vooral niet mee moest bemoeien. OKay……..

Een jaar later werd duidelijk dat de Utrechtse professor gelijk had en dat Defensie voor miljoenen guldens genaaid was door het Belgische bedrijf dat al in 1998 haar vergunning verloren had. Tijdens het volgende proces werd de arme ZZP veroordeeld (en in hoger beroep weer vrijgesproken). Thierry B. lag toen al lang met onze miljoenen op een strand in Thailand. Voor meer dan deze Readers Digest versie van de asbestaffaire zie: Asbestmist in het NRC van 8 juli 2000.

Vierdaagse van Prizren

En hoewel de paniek in Nederland groot was, trok het personeel van het geniehulpbataljon en de rest van het Nederlandse detachement zich niet zo veel van de asbestonrust aan. Er moest gewoon gewerkt worden; de Gele Rijders konden de bevolking van Orahovac niet in de steek laten en ook het geniehulpbataljon wilde gewoon doen waarvoor het kwam; mensen helpen. De verstrekte mondkapjes zijn wel gedragen, maar eigenlijk alleen voor een fotocompilatie op de voorpagina van KFOR-maatje, het door tlnt Mirjam Meindertsma in haar dooie eentje volgeschreven blad van en voor alle Nederlandse militairen in Kosovo. Dat de Vierdaagse van Prizren gewoon doorging bewijzen bovenstaande foto’s.

En wat doet de reisfamilie ondertussen allemaal? Nou die pakken een terrasje, eten een hapje, lezen een boekje, kortom houden vakantie.

Op een terras in Ferizaj, 14 juni 1999

Dat terrasje pakken delen we ook al vanaf dag 1 in Kosovo. Dat mocht eigenlijk niet van de Duitse brigadecommandant, want Kosovo was te onveilig. Dat was niet zo, maar de Duitse uitzendtoelage is afhankelijk van het gevaar, dus het was voor de Duitsers financieel aantrekkelijk om het gevaar te overdrijven. Wij kozen er echter voor om de lokale economie financieel te stimuleren. Ook niet al te gemakkelijk; te vaak lukte het niet eens om te betalen.

Skanderbeg, nationale held hors competition

Skanderbeg te paard in Kruj

We ontbijten op tijd en zitten gepakt en gezakt voor half tien in de auto. Nog een keertje zweten kn het te nauwe straatje en we zijn onderweg naar Albanië. De grensovergang is een eitje. Het interesseert de Kosovaren blijkbaar niet dat je vertrekt, dus we hoeven niet uit te boeken maar alleen in te boeken in Albanië. Meteen O er de grens begint de snelweg A1. Het is bijna onvoorstelbaar wat een mooie snelweg dat is, je betaalt wel 5 euro tol, maar dat is de weg meer dan waard. Afhankelijk van de bochtigheid zoeven we met 60 tot 100 kilometer per uur het land in. De stop in een wegrestaurant is bijna ook onecht. Schoon, modern… is dit Albanië?

Kosovo-Albanian Highway

Ja dus, het blijft ook niet goed gaan. Als de tolweg ophoudt zit je al snel weer in een semi derde wereldland, waar het halen van een rijbewijs duidelijk niet afhankelijk is van de rijvaardigheid. De taxi-chauffeur in Skopje had al gewaarschuwd; zorg dat je autoriemen stevig vastzitten in Albanië. Inhalen in een blinde bocht, snijden, stoppen midden op de snelweg; we zullen maar zeggen dat de anticiperende rijkwaliteiten goed op de proef worden gesteld.

Na 2,5 uur maken we een tussenstop in Kruj. Kruj ligt op een heuveltop een kilometer of 25 ten noorden van Tirana. Het is vooral bekend als kasteel en uitvalsbasis waar Skanderbeg de Turken driemaal van het lijf hield. Na een slechte lunch in een touristtrap bezoeken wij zijn museum.

Skanderbeg werd begin vijftiende eeuw geboren als Gjergje of Đurađ Kastriot en is de nationale held van de Albanezen. Hij leidde een verbond van Albanese edellieden tegen het Ottomaanse rijk en wist een reeks veldslagen te winnen die hem de eretitel Draak der Albanezen opleverde. Hij leerde het vak overigens van de Turken. Nadat zijn vader in 1421 een nederlaag had geleden tegen de Turken werden Gjergje en zijn drie broers als gijzelaar meegenomen. Gjergje kreeg een Turkse opvoeding en nam dienst in het Ottomaanse leger. Hij werd daar Iskender Beg genoemd (de Turkse naam voor en een verwijzing naar Alexander deGrote) wat verbasterde tot Skanderbeg.

De roemruchte Skanderbeg gaat voorop in de strijd

In 1443 liep Skanderbeg tijdens een veldslag met 300 Albanezen over naar de Hongaren en dat vormt de start van een opmerkelijke militaire carrière. Met vervalste papieren van de Sultan neemt Skanderbeg het kasteel van. Kruj over en hijst daar zijn familievlag met de tweekoppige adelaar, inderdaad ook nu nog de vlag van Albanië. Met een leger dat nooit meer dan 20.000 man telde en door slim gebruik van guerilla-technieken wist Skanderbeg tot zijn dood in 1468 al van Veldslagen te winnen en bij het derde beleg van Kruje zelfs 100.000 Turken van het lijf te houden. Skanderbeg stierf trouwens weinig krijgshaftig aan malaria.

kanderbeg museum

Onder Hoxa werd het Skanderbegmuseum gebouwd, dat er van buiten aardig uitzien, maar dat verder niet zoveel voorstelt. Het is redelijk pompeus, met vooral veel kopieën van kopieën is het een weinig imponerend geheel. We rijden door naar Durres en hoeven maar een noodstop te maken. We arriveren rond 1600 uur in het vriendelijke familiehotel Villa Balani, relaxen wat en eten ’s avonds goede pizza bij Restaurant Edart.

Is het hier oorlog?

Ik had al aangegeven dat onze vakantieroute niet chronologisch mijn uitzendingen van 1999 volgt. De KFOR belevenissen in Macedonië en Kosovo volgden op mijn deelname in AFOR de hulpoperatie die NAVO uitvoerde als steun aan de Albanese vluchtelingen in Albanië.

Politieacademie Durres. In die kamer sliep ik dus toen.

We zitten dus in Durres aan de Albanese kust en het is ’s morgens rotweer. Mirjam en ik pakken de auto naar de politieacademie, waar de staf van het hulpbataljon in 1999 ondergebracht was. De vriendelijke bewaker loopt weg met mijn visitekaartje om even te bellen en twee minuten later mogen we vrij en onbegeleid over het terrein lopen. er is niet veel veranderd, al hebben de gebouwen een keer een likje verf gehad. Vanaf het balkonnetje va; mijn kamer belde ik in 1999 per satelliettelefoon de eerste keer naar huis. Ze geloofde niet echt dat ik in het zonnetje over een vredig klotsende Adriatische zee uitkeek.

Begin 1999 werd met Milosovic IN Rambouillet onderhandeld ver de stationering van een vredesmacht in Kosovo (KFOR). Hals over kop werd ik aangewezen en ging in crashopleiding om chef staf te worden van het Nederlands detachement in KFOR. Na het mislukken van Rambouillet-overleg begonnen op 24 maart de NAVO-luchtacties (operatie «Allied Force»). Het contco ging in de wachtstand.

De systematische etnische zuiveringen in Kosovo, waartoe Milosevic direct na het begin van de luchtacties opdracht had gegeven, deed een grote stroom vluchtelingen op gang komen naar Albanië en Macedonië. De al in Macedonië aanwezige NAVO-troepen werden ingezet bij de humanitaire hulpverlening aan deze vluchtelingen. In Albanië begon de NAVO de humanitaire noodhulpoperatie «Allied Harbour».

De politieacademie in Durres 1999

Ook Nederland droeg bij aan Allied Harbour. Als humanitaire operatie was dit een taak die logisch en prima geschikt was voor het noodhulpverkenningsteam, waarvanL ik een van de commandanten was. In de precaire verdeling van werkzaamheden tussen de krijgsmachtdelen bleek dat echter niet de logische oplossing. De Luchtmacht bombardeerde Servië, de Landmacht was met eenheden in Macedonië aan het werk en (dus?) kreeg de Marine de leiding in Albanië. De mariniers werden aangewezen om de operatie uit te voeren, maar vanuit de Marinestaf kwam het verzoek of we met een deel van het noodhulpverkenningsteam mee wilden om de tweedaagse verkenning uit te voeren. Dat deden we en hoewel de mariniers in het begin duidelijk niet zaten te wachten op advies en steun vanuit de Landmacht, werd toch besloten om naast de infanteriecompagnie van de mariniers, een transportcompagnie van de landmacht en wat adviseurs toe te voegen aan de Taskforce. Ik ging dus mee als adviseur noodhulp.

Omdat kort tevoren het Amfibisch transportschip de Rotterdam was opgeleverd werd besloten dat de hoofdmacht met de Rotterdam naar Albanië zou verplaatsen. De transportcompagnie zou over de weg gaan en een klein voordetachement zou door de lucht eerder vertrekken. Met het contingentscommando van kolonel der mariniers Iman Koeman en de S3 en S4 (de toen piepjonge kapitein Olivier Loos) van het mariniersbataljon vertrok ik 5 dagen na de verkenning naar Albanië. Ik had nog net tijd om in Apeldoorn mijn altijd gereedstaande noodhulpverkenningsrugzak, een pistool en een satelliettelefoon op te halen. Vooral die satelliettelefoon zou later goud waard zijn.

Kolonel Iman Koeman

Kolonel Iman Koeman

kolonel Iman Koeman en ik hadden meteen een klik. Iman had vanaf de gijzeling in de Japanse ambassade en de treinkaping nabij de Punt sinds de jaren 70 in speciale operaties gezeten en was een pragmatische en ook gezellige collega. Behalve onderdak in de politieacademie van Durres was er helemaal niets geregeld, dus we begonnen met het huren van een Mercedes met chauffeur voor 100 Mark per dag en gingen op zoek naar onze NAVO-baas. Dat was nog niet gemakkelijk.

Luitenant-kolonel Peter Bos

Op dat moment zat landmacht-overste Peter Bos als militair adviseur van OVSE vertegenwoordiger Daan Evertse al een tijdje in Tirana en hij wist de weg. Sterker nog, in korte tijd was Peter de de-facto chef staf van de Emergency Management Group geworden, dat onder leiding stond van de Albanese minister president. Iedere morgen vergaderde het EMG in het ministerie van Algemene Zaken en met een oud pasje van Peter kon ik ook daar naar binnen. De eerste keer was dat niet gemakkelijk, maar nadat ik bij vertrek alle bewakers van een 1e Divisie 7 December Parker Pen had voorzien kreeg ik de weken daarna steeds voorrang. Het was overigens alleen door de week crisis; het weekend hadden de hulpverleners ook vrij. Er was een zondag dat Peter Bos en ik als enigen in het zenuwcentrum van de EMG waren en we er ernstig over nadachten om heel Albanië maar in zijn geheel over te nemen.

Bij het EMG ontmoette ik ook de baas van het NAVO liaissonteam, een Canadese kolonel. De hoogste vertegenwoordiger van de NAVO was redelijk gestrest, want als verbinding met Brussel en Mons had hij alleen de beschikking over een landlijn van het ministerie van AZ, die vaker niet als wel werkte. Op de vraag welk werk hij voor de Nederlanders had was zijn antwoord dat hij het ook niet wist en dat we maar moesten gaan oefenen. Oefenen, terwijl het land onder de voet werd gelopen door 450.000 vluchtelingen. ik dacht het nier. Ik zou die kolonel nog vaker tegenkomen.

Op zondag was het geen crisis blijkbaar. Zonder al te veel moeite hadden Peter en ik het hele land kunnen overnemen.

We gingen dus zelf maar opzoek naar werk. Daarover meer in de volgende blog. Terwijl we op de komst van de Rotterdam wachtten en de transportcompagnie heel langzaam door Italië reed om niet voor de Rotterdam aan te komen, vonden we echter ook zaken waar op niet naar op zoek waren. Dagelijks kwamen in de haven van Durres meer en meer hulpdiensten aan. Vooral Italiaanse brandweer en ambulancediensten arriveerden in grote aantallen met de veerboot uit Italië. ’s Nachts arriveerden er echter heel andere transporten. Hele bataljons Franse pantsergenie, een brigade Italiaanse bergjagers, Franse infanterietroepen, Britse Special Forces; niet echt eenheden die je nodig hebt voor het bouwen van kampen en verdelen van voedselhulp. Ook de Belgische para’s die deel gingen uitmaken van de Nederlands/Belgische Taskforce Romeo arriveerden. Het Belgische bataljon stond onder leiding van lkol Philippe l’Ataque. Los van die geweldige naam herinner ik me vooral zijn met charmant Frans accent gedane uitspraak dat hij “voorlopig niet Kosovo zou intrekken en voorlopig de grens van Kosovo de grens zou zijn”. Voorlopig.

Aankomst Rotterdam in Durres

Iman Koeman en ik vroegen ons af waar we in terecht waren gekomen. Met name ook omdat de NAVO niet wilde dat er hulpgoederen naar de kampen in Noord Albanië vervoerd werden, maar dat de vluchtelingen daar zo snel mogelijk weg moesten. Daardoor hadden wij de indruk dat er naast de humanitaire hulpoperatie een heel andere operatie werd voorbereid, namelijk een NAVO-invasie van Kosovo. We zaten goed in de verbindingen, omdat we voor 1000 Mark per stuk inmiddels ook wat simkaarten hadden aangeschaft. Die gebruikten we om binnen Albanië met elkaar te bellen en met de satelliettelefoon stelden we Nederland op de hoogte van onze waarnemingen. De Defesnsiestaf zei helemaal niets over andere NAVO-operaties te weten. Daarna werd het anderhalve dag oorverdovend stil.

Na die anderhalve dag kregen we de opdracht ons niets aan te trekken van eventuele gevechtstroepen en onze humanitaire hulpopdracht gewoon uit te voeren. Prima. Daar waren we immers voor. Gas er op.

Humanitaire hulp, chantage en een oranjetaart

Albanese vluchtelingen keren terug naar huis in Kosovo, juni 1999

In 1999 heb ik twee keer met tranen in mijn ogen gezeten terwijl ik Kosovaarse vluchtelingen zag. De tweede keer waren tranen van blijdschap toen de vluchtelingen massaal weer terugkeerden naar huis. De foto hierboven vangt precies dat tweede moment.

Van de eerste keer heb ik geen foto. Dat was toen ik in april 1999 ’s avonds laat met mijn chauffeur terug reed uit Tirana naar Durres. Onderweg haalden we wat scharrige Kosovaarse autootjes in, waarvan de Serviërs aan de grens de nummerplaten hadden afgesloopt. Hoe kun je mensen nog duidelijker maken dat ze nooit meer terug mogen komen.

De trip van de reisfamilie voert vandaag naar Tirana. De combinatie van sentimental journey en vakantiereis blijft een aparte. Zo kom ik op plaatsen die ik in 1999 niet eens gezien heb. Van binnen dan toch. Het centrale Skanderbegplein is tegenwoordig voetgangersdomein en we mogen gratis in het Nationaal Museum omdat het de laatste zondag van de maand is. De buitenkant heb ik in 1999 wel regelmatig gezien als we er langs reden, maar het was ook enorm opletten op de weg. De meeste putdeksels waren gestolen en in zo’n put wil je ook met een Mercedes Benz Jeep niet terechtkomen.

Skanderbegplein Tirana 1999. Duidelijk waar de sympathie van de Albanezen lag

Het museum is vooral interessant door de Romeinse stukken en beelden. We wandelen in het zonnetje door het centrum. Het is eerste paasdag voor de Oosters Orthodoxen en hele families genoeten van het lekkere weer en de terrasjes. Even ten zuiden van het Skanderbegplein bevinden zich de Office of the Prime Minister en het Rognerhotel.

Prime Ministers Office. De kogelgaten van de 1997 opstand zitten nog steeds in het gebouw

Het Office van de MP was zoals reeds gemeld het zenuwcentrum van de Emergency Management Group . Daar kwamen iedere dag de Albanese ministers bij elkaar voor de ochtendbriefing met ambassadeurs, hulporganisaties, militairen, EU, VN en wie er verder allemaal op de humanitaire noodsituatie afgekomen waren. De Albanese regering kon de 450.000 vluchtelingen gewoon niet aan. Het straatarme land, was overspoeld door een mensenmassa en wist zich eigenlijk nauwelijks raad en had zeker niet het geld om er wat aan te doen. Veel van de opvang werd in het begin dan ook gedaan door individuele Albanese burgers.

Het kamp in het zwembad

Het Rognerhotel was in 1999 het enige vijfsterrenhotel in Albanië en daarom zeer in trek bij hulpverleners en cameraploegen. Het lag bovendien op maar een kilometer afstand van het meest gemakkelijk te bereiken vluchtelingenkamp, dus iedereen kon op tijd ook weer aan de borrel zitten. Dat vluchtelingenkamp in het zwembad van Tirana moet het meest gefilmde kamp uit die periode zijn geweest.

Of de NAVO al dan niet om andere redenen in Albanië zat deed er voor mij niet toe. We hadden de opdracht om humanitaire hulp te verlenen, maar los daarvan, er was sprake van een noodsituatie en dan ga je wat doen. Maar wat? HMS Rotterdam was met de mariniers onderweg, de landmacht transportcompagnie reed door Italië en er moest voor iedereen wel werk zijn als ze in Albanië arriveerden. De gedachte was dat we een dag na aankomst van de transportcompagnie hulpgoederen aan het rijden moesten zijn. Zoals uit de vorige blog bleek was van de NAVO niks te verwachten, dus ik ging zelf op zoek naar werk. Allereerst door rond te kijken en vragen in de vluchtelingenkampen. De vrijwilligers in die kampen wisten feilloos waar behoefte aan was (eigenlijk alles) maar meestal niet waar de spullen vandaan moesten komen. Maar ze kenden wel weer andere mensen die mogelijk een taak voor ons hadden. Met name de Nederlanders en Duitsers die werkzaam waren in de humanitaire hulpindustrie zetten me op het spoor.

Inladen van meel voor het WFP

Daarnaast hielp ook het drinken van vele kopjes cappuccino in het Rognerhotel enorm. Naast Albanese maffioso types met foute zonnebrillen en te blonde vrouwen en de leiding van de Kosovo Liberation Army (UCK) die daar zetelde kwam iedereen die professioneel iets humanitairs of journalistieks aan het doen was daar op enig moment voorbij. Met NOS-journaliste Margriet Brandsma had ik goede gesprekken. Ook zij had weer interessante mensen ontmoet, die mij weer verder konden helpen. Binnen twee dagen had ik de eerste klussen gescoord. We zouden meel gaan rijden voor het World Food Program en met het Rode Kruis spraken we af dat we kampen zouden gaan bouwen (low key, want officieel werken ze niet samen met militairen). Zo scharrelde ik nog een aantal klussen bij elkaar.

Een hulpkonvooi in Albanië

In de kampen was dus tekort aan alles. Van een Nederlander die in Durres in een VN warehouse werkte hoorde ik dat het warehouse uitpuilde en dat dat ook gold voor nog vijf magazijnen. Er waren echter allerlei bureaucratische redenen waarom er niets uit de magazijnen mocht worden uitgegeven, dit tot grote frustratie van de Nederlandse VN-er. In de EMG zat een vertegenwoordigster van UNHCR, een tot in de puntjes verzorgde Française, die elke dag een ander jurkje aanhad met bijpassende pumps en lipstick. Vriendelijk bood ik haar aan de hulpgoederen die klaar lagen voor UNHCR te distribueren; ik had ook een lijstje met kampen waar ze naar toe konden. Hoe ik het in mijn hersens haalde om me met haar werk te bemoeien? En hoe wist ik dat de warehouses uitpuilden? En wie zei haar dat we de spullen niet gingen verkopen? Vooral die laatste opmerking deed het hem. Ik vertelde dat ik wist ze elke middag om 12 uur ging lunchen en dat ze er rekening mee moest houden dat er een cameraploeg van de NOS zou komen. Kon ze hoogstpersoonlijk uitleggen waarom de UNHCR hulpgoederen vasthield in een noodsituatie. Ik pakte mijn telefoon van 1000 mark en belde Margriet Brandsma. Voordat die opnam was het al geregeld, de hulpgoederen werden door de Française vrijgegeven. Maar als blikken konden doden….

Mariniers bevrijden Rode Kruistransport uit de haven van Durres

Het was sowieso een knotsgekke periode. Een geplande landing op het strand van Durres met landingsvaartuigen vanaf de Rotterdam kon maar net voorkomen worden door Kolonel Iman Koeman; het had er toch wat vreemd uitgezien tussen de badgasten.

Corrupte Albanese douaniers weigerden hulpgoederen zonder ‘extra’ betaling het land binnen te laten. Mariniers grepen in en bevrijden een hulptransport van het Rode Kruis uit de haven van Durres.

Zeven Litouwse militairen die met twee Amerikaanse ambulances door de Amerikanen gedumpt waren op het vliegveld van Tirana met de opdracht: “meld je maar bij de Nederlanders in Durres”. 9 uur later trof ik ze aan langs de kant van de weg een kilometer of 10 buiten Tirana. Ze hadden al de hele dag rondgereden zonder kaart (die hadden de Amerikanen vergeten mee te geven) en waren blij eindelijk een Nederlander gevonden te hebben.

Met minister Frank de Grave op het vliegveld van Skopje

Op 29 april had mijn Canadese vriend bij de CMEPC er genoeg van. Hij was er achter gekomen dat we ons niet aan de opdracht gehouden hadden om alleen maar te oefenen. Ik wist toch dat er geen hulpgoederen vervoerd mochten worden naar Noord Albanië? De mensen moesten daar echt weg voor het winter werd. Waarom luisterde ik niet naar zijn opdrachten? Ik legde hem nogmaals uit dat we in Albanië waren om humanitaire hulp te verlenen en dat hij dat niet tegen ging houden. Witheet beet hij me toe dat hij zou zorgen dat mijn NAVO accreditatie werd ingetrokken en dat ik ik het land werd uitgezet. Ik vertelde hem dat er niks in te trekken viel, omdat ik geen accreditatie had en dat commandant AFOR generaal John Reith de dag erop aan de Nederlandse minister van defensie zou mogen uitleggen waarom er geen hulp verleend mocht worden. Minister de Grave zou op Koninginnedag een bezoek brengen aan de Nederlandse troepen en ook een gesprek hebben met zijn commandant. Het duurde even voordat het kwartje viel, maar van de kolonel heb ik verder geen last meer gehad.

Op 30 april zouden we met de minister om 1200 uur een toast uitbrengen op majesteit. Onder een zonnedak op het marinierskamp stond een tafel vol alcoholvrije oranjebitter klaar en de koks van de marine hadden hun best gedaan op een mooie koninginnetaart te bakken. Die stond klaar op een klapstoel. Even na twaalven kwam Frank de Grave de tent binnen. Hij hijgde en zweette en had blijkbaar al een zware halve dag gehad. Hij moest even gaan zitten. Van het moment dat Frank de Grave pontificaal op de oranjetaart ging zitten zijn helaas geen foto’s bewaard gebleven.

Ontspanning in Ohrid

Ohrid vanaf het kasteel

Zondagmiddag brengen we nog een bezoekje aan BunkArt aan de noordkant van Tirana. BunkArt is de oude atoombunker van de Albanese communistische regering die omgebouwd is tot kunstproject. Nou ja, het grootste gedeelte is gewoon atoombunker, terwijl her en der iets is geplaatst wat als kunstinstalatie te kwalificeren is. Ook de oude werk- en slaapkamer van dictator Envar Hoxa zijn te bezoeken. Als luxe heeft hij als enig in de bunker plastic platen op de muur. En zijn badkamer heeft een rode WC. Als je zo de inrichting van de kamer van de president ziet, snap je eens te meer hoe slecht ze het hier in Albanië gehad moeten hebben.

De werkkamer van Hoxa

We eten ’s avonds bij Resto Bar Hemingway. Prima restaurant met vriendelijke obers en lekker eten waaronder geweldige pizza’s. Voor 22 euro heeft de hele familie gegeten en gedronken. Als je daarbij de hotelkamer van 25 euro inclusief ontbijt telt, dan snap je dat je met een familie van 4 voor 100 euro per dag een heel eind komt. Toch heeft het buitenlandse toerisme Albanië nog niet echt ontdekt. Ook op zeer toeristische plekken zijn er meestal geen vertaalde menukaarten en ook de beheersing van het Engels is matig. De Albanezen waarmee wij in contact zijn gekomen waren stuk voor stuk vriendelijk en behulpzaam. Kortom, het zal niet lang duren voordat Albanië de nieuwste toeristische hype is. Probeer die hype voor te zijn!

Vader en zoon Balani, uitbaters van de gelijknamige Villa

Maandagmorgen nemen we afscheid van de familie Balani en rijden richting Macedonië. Na Tirana ligt er een super-de-luxe autoweg, die na 40 kilometer weer gewoon tweebaans wordt. Best redelijke weg, de Albanezen blijven licht suïcidaal rijden. Na 2,5 uur zijn we bij het meer van Ohrid en lunchen aan de Albanese kant. Daarna is het inclusief grenspassage nog 50 minuten naar ons hotel Villa Trpe in Trepejca, een dorpje aan de zuidkant van het meer, een half uur rijden vanaf Ohrid. Lieflijk plaatsje en lieflijk hotel met schitterend uitzicht over het meer. we relaxen met een biertje en een wijntje en eten ’s avonds gemiddeld lekker maar erg goedkoop bij restaurant Ribar.

Dinsdagmorgen rijden we na het ontbijt naar Ohrid. Het is met een graad of 12 fris (Ohrid ligt op 700 meter), maar wel weer lekker in het zonnetje. We maken een rondje langs het fort, en een aantal van de Orthodoxe kerkjes, waarvan sommige fresco’s hebben die meer dan 600 jaar oud zijn.

De vorige keer dat ik in Ohrid was was (jawel) 1999. In oktober was het tijd voor een weekendje rest and recreation voor het contingentscommando. We vonden dat ook Ton van Loon toe was aan wat ontspanning, dus die lieten we oppikken met de heli in Orahovac en we checkten zaterdagmorgen allemaal in in hotel Granit. Hotel Granit had de uitstraling die bij de naam past. Ooit bedoeld voor Joegoslavische partijleden die een vakantie op kosten van de baas mochten maken, was er na de val van Joegoslavië weinig aan veranderd. Maar wel goedkoop. We zwommen wat en maakten een boottochtje over het meer. We lieten ons afzetten in Ohrid en hoewel de meerderheid niet meewilde met de excursie olv de chef-staf bleek achteraf iedereen de kerkjes schitterend te vinden. We dronken wat en aten een veelgangendiner in een lokaal restaurant. Tegen 2300 uur had ik genoeg gedronken en gegeten en nam met twee collega’s een taxi naar ons hotel. Daar moest ik nodig naar het toilet, dat in de leder was, waar ook een redelijke partij herrie vandaan kwam. Die bleek te komen van een bruiloft en mijn medetoiletgebruikerstevensbruiloftsgasten stonden er op dat ik even meeging.

Foto heeft niets te maken met de bruiloft in 1999 maar lijkt er verdacht veel op

Ik was dus in een onvervalste Servische bruiloft terecht gekomen. Ik werd aan de hoofdtafel gezet naast de bruid die uit Macedonië en bruidegom die uit Servië kwam gezet. Ik had meteen een Rakija in mijn handen en werd veelvuldig toegetoast. Ook ik mocht een toast uitbrengen op het jonge geluk en kweet mij daar dapper van. Na een half uurtje wegsluipen lukte niet, dus ik zat er nog even, ook nog nadat een broer van de bruidegom me vertelde dat hij wel wist dat ik van de NATO was; “We hate NATO, but we love you peoples”. Prima, doe nog maar een Rakija tegen het ongemakkelijke gevoel. Geen idee hoe laat ik uiteindelijk in mijn bed lag, wel dat ik er het grootste gedeelte van de zondag met flessen Spa rood in ben blijven liggen. Servische bruiloften zijn geweldig, maar je krijgt er wel hoofdpijn van.

Een kamer in Petrovec

Het Bigorski klooster ziet er zo uit. Denken we.

De vakantie loopt tegen het eind. Na het ontbijt pakken we in en verlaten Villa Trpe. We nemen de toeristische route richting Skopje door het Nationaal park Mavrovo. Nadat we een kilometer of 20 buiten Ohrid zijn wordt het verkeer rustig en de weg een betere achtbaan, goed geasfalteerd en een hoop bochten; de rallyrijder komt in me boven.. Halverwege plannen we een stop in bij het Saint Jovan Bigorski klooster. Dat lukt bijna, ware het niet dat enorme volksstammen hetzelfde idee hebben opgepakt. Het is een forse verkeerschaos en halverwege de steile toegangsweg keren we om. Ook nog niet gemakkelijk, maar het lukt weer net zonder schade. Is vierde paasdag een dingetje of zo voor de Orthodoxe Christenen of zo? We lunchen in een dorpje een stukje verderop. Ook daar is het overvol. Even googelen leert dat vierde paasdag niet bestaat, maar dat de Dag van de Arbeid hier wel gevierd wordt.

Mijn Fab

Na de lunch rijden we door naar Petrovec, waar we twee kamers geboekt hebben in het gloednieuwe hotel Mirror. Even iets luxer dan de prefab container waar ik maanden kn geslapen heb. Hoewel, die was eigenlijk ook heel goed. Bedje, airco, wat wil je nog meer. En een fabgenoot in de persoon van Buddy ritmeester Mike Bos. Mike was de communicant (voorlichter) van het Nederlandse detachement en een heerlijke vent. Vreselijk veel met elkaar gelachen, serieuze gesprekken gevoerd en ook serieuze beslissingen genomen. Dat we ondanks een uitdrukkelijk verbod van de Directie Communicatie in Nederland toch Nederlandse journalisten op de compound van de Gele Rijders onder onze hoede namen was er zo eentje. Pakte prima uit, met een aantal van hen heb ik twintig jaar later nog steeds contact. Met Mike trouwens ook. Buddy ben je niet voor even, buddy ben je voor het leven.

Mike Bos aan het werk met een journalist

De laatste dagen van de uitzending brachten we ook in Petrovec door. Na de overdracht van het contingentscommando in Prizren reden we terug naar Macedonië en Kamp Beverwijk. De laatste dagen brachten we vooral door met spullen inleveren en slapen. Heel veel slapen. Het 7 dagen per week, 14 tot 16 uur per dag werken, de asbest, de Russen, de massagraven etc. hakteN er in, waadoor ook de onderlinge verhoudingen wel eens onder druk kwamen te staan. Het eindfeest met het NSE was top en daarna weer slapen. Op 17 december 1999 vlogen we met drie uur vertraging terug naar Nederland. Wat kunnen drie uur eindeloos lang duren.

Het contingentscommando na de uitreiking van de NAVO-medaille

Evalueren; omdat het moet?!

Een eigen foto van het “Zwembad-kamp” in Tirana, april 1999

Evalueren hoort er bij Defensie sinds jaar en dag bij. Dat doe ik overigens ook altijd in de “normale” vakantieblogs op Reisfamilie.nl.

De Nederlandse regering en de minister van defensie waren begin 2000 behoorlijk snel met hun conclusies dat “wij” het rond Kosovo best wel goed gedaan hadden (kamerstukken 22181-310 en 22181-131).

Wat citaten uit de brief van de Grave:

“Personeel en materieel waren volledig op hun taken berekend. De Nederlandse militairen die onder moeilijke en gevaarvolle omstandigheden moesten optreden, vervulden zowel militaire als humanitaire taken. Nederland was in staat aan alle NAVO-operaties rond Kosovo bij te dragen en de lopende bijdragen aan vredesoperaties voort te zetten.”

“De Nederlandse krijgsmacht kon op zeer korte termijn eenheden ter beschikking stellen van EFOR en «Allied Harbour». Deze inspanning trok wel een zware wissel op de defensie-organisatie, zowel personeel als materieel.”

En: “De Kosovo-crisis heeft gedemonstreerd dat Defensie moet blijven investeren in personeel, opleiding en training en hoogwaardig materieel.“

De hei in Petrovec op 10 juni 1999; verzamelplaats voor drie NAVO-brigades

Hoe kijk ik zelf na 20 jaar terug op mijn uitzendingen naar Albanië, Macedonië en Kosovo? En maakte het nog uit om weer terug te zijn in het gebied? Zoals ik in de Orahovac, toen en nu blog al schreef vond ik het leuk om in de drie landen rond te rijden en plekken te bezoeken en herkennen. Maar het vakantiegevoel overheerst, zeker ook door de wat chaotische midden-oostensfeer in het verkeer en in de ruimtelijke ordening. Ik vond het leuk om Mirjam, Frank en Marit verhalen uit die tijd te vertellen. Maar het doet niet zo veel met me. Blijkbaar heeft deze uitzending al lang geleden zijn plekje gekregen en dat is prima.

Petrovec, augustus 1999

Heeft die periode me nog in beetje gevormd in min professionele leven? Ik heb het gevoel van wel. Ik was al niet niet eigenwijs, maar ben me sinds 1999 (veel) minder gaan aantrekken van wat aanstuurders op afstand denken te weten en doen met een schroevendraaier met een lengte van duizenden kilometers. Als het niet goed voelt, dan is het meestal ook niet goed en dan handel je naar je gevoel, overigens wel onder het adagium van oud generaal Peter van Uhm: “Loyaliteit is drie keer neen zeggen en daarna gewoon uitvoeren”. En soms maar gewoon je eigen verantwoordelijkheid nemen; daar was je tenslotte voor opgeleid.

Collega’s in Macedonië en Kosovo 1999

Ik ben blij dat ik me bij de hulpverlening aan Kosovaarse vluchtelingen in Albanië niets aantrok van de verborgen doelstellingen en tegenwerking van de NAVO en dat we gewoon deden wat nodig was. Ik ben er van overtuigd dat we (Mike Bos en ik) de juiste beslissingen namen omtrent een omspannen omgang met de pers. Ik vond en vind Ton van Loon een inspiratie als het gaat om de juiste dingen doen en het nemen van eigen verantwoordelijkheid, ondanks ge- en verboden vanuit Nederland.. Ik heb er spijt van dat ik niet veel meer herrie gemaakt heb rondom de Utrechtse hoogleraar die wees op de foute asbestconclusies: het zou defensie miljoenen guldens hebben bespaard. Ik was en ben blij met de collega’s van het contingentscommando, waarvan het overgrote deel ondanks de hoge (werk)druk zeven dagen per week bleven buffelen. Kortom; een mooie en belangrijke periode in mijn (professionele) leven.

Meer van Ohrid, april 2019

En als vakantiegebied: is het daar een beetje leuk? Absoluut. Het is een regio met een rijke geschiedenis en niet alleen de recente van 20 jaar geleden. De musea zijn niet heel modern, maar wel mooi. Defensief rijden krijgt een heel nieuwe dimensie, vooral in Albanië, maar de wegen zijn over het algemeen goed en soms zelfs geweldig. Daar waar ze dat niet zijn is een stoere (huur)auto en een volledig verzekering zeker aan te raden. De faciliteiten op hotel- en restaurantgebied zijn prima en het prijspeil behoort waarschijnlijk tot de laagste(n) van Europa. In Albanië heb je aan de kust een nette hotelkamer met ontbijt voor 25 euro en eet en drink jemet vier personen voor hetzelfde bedrag. Daarbij is het klimaat in het voorjaar fris (Ohrid) tot lekker (de rest) met temperaturen tussen de 6 en 25 graden. Kortom de reisfamilie zegt: aanrader.