Het verslag van de reisfamilie van een trip per huurauto in de zomer van 2016 door de drie Baltische staten; Letland, Litouwen en Estland.
Trop-ish
De trip naar Riga verliep redelijk. De taxi naar Schiphol was bijna op tijd en we waren te vroeg om in te checken bij Air Baltic. Ondanks een druk weekend schoot het allemaal op bij de veiligheidscontroles dus het was niet meer dan logisch dat het vliegtuig een uur vertraging had. Het vliegveld van Riga is echter niet overdreven groot, de bagage was er snel, dus uiteindelijk zaten we om een uur of half twaalf ’s avonds in ons zeer recent gerenoveerde appartement van Bearsleys. Voordat de hele Reisfamilie dan slaapt duurt het wel even, maar dat lukte daarna uitstekend in de gloednieuwe IKEA-bedden.

Hans is als eerste wakker en doet inkopen voor het ontbijt bij een supermarkt met een koninklijke naam. Valt nog niet mee als alle etiketten in het Lets, Ests, Litouws of Russisch zijn! Na een ontspannen ontbijtje en nog trager badderen staan we om een uur of 12 buiten.

De lokale buienradar had voorspeld dat het om 1200 uur zou regenen. Correct. Een tropische bui die zich in niets onderscheid van een bui in Thailand. Nou -ish, want de temperatuur is een graad of 20 lager. We gaan er echter doorheen, want we zijn er nou toch en we hebben regenjassen en paraplu’s en zo en worden alsnog zeiknat. Maar niemand zeurt, de sfeer is goed, we lopen de stad in en komen per ongeluk (echt) uit bij het militair museum.

De natte jassen en zooi uit en anderhalf uur rondkijken. Vooral kijken, want nagenoeg alle bjschrijften zijn in het Lets. Wel duidelijk dat ze het hier eeuwenlang zwaar te stellen hebben gehad. Er zijn weinig perioden dat de bevolking niet overheerst werd. Zweden, Denen, Noren, Duitsers, Russen, allemaal zijn ze hier wel een of meerdere keren de overheerset geweest. De laatste keer dat het geknald heeft was 1991 toen de Letten in opstand kwamen tegen Rusland.

Na een salade of pizza bij Charlie Pizza bezoeken we de Kathedraal van Riga. Het is de grootste middeleeuwse kerk van de Baltische staten en een van de oudste religieuze gebouwen in Letland. De Kloostergangenaan de zijkant van de kerk zijn rustgevend en liggen vol interessante archeologische spullen. We willen nog naar het oude KGB-hoofdkwartier, maar de toer is uitverkocht, dus dat wordt morgen.

Gelukkig zit er een echt Bierhaus tegenover ons appartement, dus voldoende afleiding …
… Tot het diner. Ook echt Duits. Bis morgen, met een beetje mazzel zijn de schoenen dan ook weer droog.

Secret Riga

Free tours is een concept dat het in een hoop steden aardig doet. Je mag gratis mee, al wordt er natuurlijk wel een fooi(tje) verwacht. Zo ook in Riga, er zijn twee clubs die ze aanbieden en wij gaan mee met Toms.

Terwijl we staan te wachten doet Toms eerst een rondje voorstellen en hij weet erg goed te onthouden waar iedereen vandaan komt. Het is een bont gezelschap. Nederlanders, Finnen, Noren, Zweden, Fransen, Polen, Duitsers, Italianen, Denen, Canadezen, Amerikanen, Argentijnen, Cyprioten, Italianen, , Nieuw Zeeuwen (of hoe noem je die) en een Australische. Toms neemt ons eerste mee door 815 jaar Letse en Rigase geschiedenis. Riga is gesticht door Duitse missionarissen danwel kruisridders in 1201. Tot die tijd waren de oorspronkelijke bewoners heidenen die leefden van de jacht en visvangst. De ligging van Riga aan de rivier Dvina was niet toevallig gekozen. De Dvina loopt bijna door tot Moskou en bij Riga konden eenvoudig goederen van zee- in rivierboten overgeslagen worden. Nadat de Zweden Riga op de Duitsers veroverd hadden was het zelfs een tijdje de grootste stad van het Zweedse Koninkrijk.

De Zweden veroverden de stad echter pas in 1566. Tot die tijd had Riga zich ontwikkeld tot een Duitse stad met alle kenmerken van een middeleuropese Hanzestad. Vooral de aansluiting bij die handelsgemeenschap legde Riga geen windeieren. Overigens profiteerde daar vooral de Duitsers van. Alleen zij hadden burgerrechten, de Letse bevolking deinsde in ondergeschoven baantjes. Omdat alleen Duitsers handel mochten drijven zat daar ook het geld. Als er al eens een Let rijk werd, mocht hij vervolgens nergens lid van worden.
Na twee uur rondleiding hebben we last van een suikerdip en de grappen van Toms beginnen wel een beetje langdradig te worden. We nemen dus afscheid van Toms en laden bij bij Rigensis, een bakkerij die 170 jaar oud is.
Na de taart begeleiden we ons zelf nog even door de stad. Het gilde van de zwarthoofden was oorspronkelijk opgericht als para-militaire organisatie, maar werd gaandeweg een sociale club van ongehuwde handelaren. Hun hoofdkwartier is een van de mooiste gebouwen van Riga, maar compleet nep. Het origineel stamt uit 1334, maar in de tweede wereldoorlog is het compleet vernietigd. Dit is een kopie, die in 1999 gereed is gekomen en nu in gebruik is als residentie van de president (nadat diens residentie was afgebrand). De Zwarthoofden bleven overigens actief als sociale club totdat de Russen in 1940 binnenvielen en de vereniging verboden. Leuk historisch feitje; De Zwarthoofden hebben ergens in de 14e eeuw het versieren van een kerstboom uitgevonden. Dat deden ze met vrolijke papieren frutsels en na de kerst staken ze hem in de fik. Niet alle gebruiken zijn blijven hangen zeg maar.

Over de Russen gesproken. Na het Moletov-von Ribbentrop pact kwamen ze terug naar Letland en vervingen de ook al niet democratisch gekozen dictator Karlis Ulmanis. Het lieflijke pandje hierboven werd vervolgens het hoofdkwartier van de Checka, de geheime dienst van de communisten. In twee jaar tijd werden er zo’n 40000 Letten doorheen gejaagd, gemarteld en deels vermoord.

Na een paar jaar nazi-overheersing die andere lokaties gebruikten voor hun moordpartijen , kwamen de Russen terug en namen het pand weer in gebruik. De namen van de geheime dienst veranderde in NKVD en later KGB, de behandeling van dissidenten niet. Een achterkleindochter van een van de gevangenen leidt ons rond door de cellen, de ondervragingskamer en de executiekamer die met uitzondering van die laatste tot 1991 in gebruik waren. Een confronterend lesje hedendaagse geschiedenis, waar ook de Letten nog niet mee klaar zijn. Een deel van de Russische beulen woont nog in Letland en is nooit berecht. Met Russen als grootste minderheid en een wankel etnisch evenwicht gaat dat ook nooit gebeuren.Drie miljoen kruizen
Riga ligt behoorlijk noordelijk. Het is nog net geen middernachtzon hier, maar het blijft erg lang licht en even later is het weer licht. Nou gaan we vandaag echt op pad, dus een beetje op tijd wakker worden is niet zo heel erg. Hans haalt brood, dat overduidelijk van gisteren is en dat we ook gisteren hadden kunnen meenemen, maar vooruit. We ontbijten, Hans gaat de huurauto ophalen, Mirjam en de kids pakken in en om een uur of half elf zitten we in een fancy Honda Civic op weg naar het Rundale paleis in het zuid-westen van Letland. De wegen zijn matig (zeg maar België) tot prima totdat de TomTom ons een halfverharde weg opstuurt. Omgekeerd totdat…

…de TomTom ons opnieuw een halfverharde weg op stuurt. Het schijnt dat 90% van de wegen verhard is in Letland. Deze niet. En de rest ligt er ook niet altijd florissant bij.

In anderhalf uur bereiken we het Rundale paleis. Het Versailles van Letland. Nou wordt er wel vaker overdreven, maar deze komt aardig in de buurt. Het paleis werd tussen 1736 en 1740 door de Italiaanse architect Bartolomeo Rastrelli gebouwd voor de Koerlandse hertog Ernst Johann Biron. Rastrelli deed het niet slecht, want daarna mocht hij van het Winterpaleis in Sint-Petersburg bouwen. Je vraagt je altijd weer af hoeveel boeren en lijfeigenen hiervoor weer uitgeknepen werden.

Het kasteel heeft nogal wat verschillende bewoners gehad. De bouw werd begonnen door hertog Biron, een minnaar van de Russische keizerin Anna Ivanovna. Na de dood van Anna werd hij verbannen, maar hij mocht terugkomen onder Catharina de tweede en kon toen het paleis afbouwen.

Na Biron volgde een bonte stoet adel tot het paleis na de eerste wereldoorlog beschadigd in handen kwam van de Letste regering. Het was een graanschuur en een school. De Russische communisten deden er na 1945 een tijd niks mee, totdat ook (zelfs) zij de waarde van het paleis inzagen. De restauratie die meer dan 40 jaar duurde is in 2015 afgerond. Het is een mooi paleis, dat met liefde gerestaureerd en ingericht is.

Na het bezoek en een goede lunch in het cafetaria van het paleis rijden we door naar Litouwen. Een kilometer of 30 over de grens ligt de Kruisheuvel. Niemand weet precies wanneer dde eerste kruisen geplaatst werden op de voormalige Jurgaičiai of Domantai-verdedigingsheuvel, maar men vermoed dat dat na de Novemberopstand van 1830 was. Sindsdien zijn er niet alleen kruisen geplaatst, maar ook grote crucifixen, gravures van Litouwse patriotten, beelden van de maagd Maria en nog wat meer religieuse parafernalia. De communisten moesten er natuurlijk niks van hebben, dus verboden ze het gebruik van de heuvel en werden de kruizen tot drie maal toe weggebuldozerd. Tevergeefs, de heuvel groeide juist uit tot een symbool van verzet tegen de Russen. Vandaag de dag is de heuvel een bedevaartsoord, zeker nadat in 1994 Paus Johannes Paulus 2 de berg bezocht. 
De heuvel is fijn chaotisch gedereguleerd, iedereen die wil mag er een kruis, of kruisje plaatsen. De commercie is daar op ingesprongen, dus op de weg de heuvel kun je je eigen kruis aanschaffen. We kopen er eentje en steken hem in de grond ter ere van Thea.

En onze gedachten zijn ook bij Jan.
Eigenlijk zijn de Litouwers de Brabanders van de Baltics
Vandaag gaat de blog over eten en kastelen, maar eigenlijk vooral over eten. Gisterenavond hadden we geen zin om nog weg te gaan en dus bestelden we pizza. Klinkt eenvoudig nietwaar. We bestelden pizza. Maar da’s niet eenvoudig als je op de site van CanCan pizza kunt kiezen uit de talen Litouws, Litouws en Litouws.

Met twee iPhones kom je echter een heel eind, een om te bestellen en een om te vertalen en na 5 kwartier spanning stond er een Russisch sprekende taxi-chauffeur voor de deur met drie pizza’s. Spasiba.

We slapen ernstig uit en zijn pas laat op pad naar Panemune Pilse. Da’s geen brouwerij, maar het Litouwse (en Letse) woord door paleis of slot. Omdat er weer hevig aan de weg wordt gewerkt zijn we pas om een uur of half drie bij het kasteel. En omdat het kasteel ook hotel restaurant is, nemen we eerst een lichte lunch.

Afgesloten met een lichte tiramisu. Het slot stelt niet zo gek veel voor. Weliswaar 400 jaar oud, maar verlaten rondom 1831 en daarna redelijk in verval geraakt. De locale hebben het slot geadopteerd en zijn het nu aan het restaureren. Een deel is al omgebouwd tot hotel en het deel dat te bezoeken is is eigenlijk alleen een van de torens. In het nog niet afgebouwde deel van het kasteel is een expositie ingeruimd van plaatselijke kunstenaars. Als je dat stuk ziet krijg je trouwens meteen #ikvertrek associaties, zoveel moet er nog gebeuren.

Wel een leuke expositie van textiele werkvormen. Van het kasteel naar onze volgende stek in Kaunas is het nog dik vijf kwartier rijden. Ons apartement heeft iets euh, hoerigs, aar daarover morgen meer. In het straatje naar het appartement toe ligt een van de beste Litouwse restaurants van de stad. Heel traditioneel, goedgekeurd door het nationaal bureau voor toerisme, met veel authentieke gerechten.

Eigenlijk hadden we na het voorgerecht (“Beer snacks for men”) al kunnen stoppen. Vvvveeetttt. De hoofdgerechten waren nog erger . Veul, vet en werm. Vette worst, vette spareribs, een varkenspoot, aardappelworst (jawel, ook vet), vette sauzen, etc. Met de nadruk op veul. En vet. Zelfs Frank lust zijn laatste sparerib niet meer. Nou ja. De Brabanders van de Baltics dus. Voelt vertrouwd. Sort of.
Boudoirs, bruiloften en 50.000 vermoorde Joden
Tsja, een wat prozaïsche titel, maar zo gaan die dagen soms. We begonnen met een ontbijtje met (voor het eerst) lekker vers brood in ons apartement. Daar had ik nog een toelichting over beloofd want gisteren had ik de Alpetri Apartments beschreven als hoerig. Dat doet deze door een vriendelijke kapsalondame beschreven vakantieaccomodatie misschien onrecht aan en we hebben er geen verstand van, maar er zijn wat designelementen die ons de wenkbrauwen doen fronsen.

Van de andere kant is het heel goed mogelijk dat rode plafonds met 14 ingebouwde spots, skai muren en tientallen spiegels deel uitmaken van het standaard repertoire van de Litouwse Jan des Bouvrie.

Het is een gure dag, met niet iets erger dan motregen en een graad of 17. We trekken dus de regenjassen aan en wandelen de stad in over de autovrije Lais en straat. Hoe dichter we in het centrum komen, des te beter de huizen gerestaureerd zijn” da’s dan toch weer een voordeel van de voormalige communistische staten. Omdat er tijdens het regime onvoldoende geld was om aan stadsvernieuwing te doen, is er een hoop bewaard gebleven, dat gruwelijk verviel, maar nu prima opgeknapt kan worden.

De voormalige ambtswoning van de president van Litouwen tussen WO1 en 2 is er zo een. Keurig gerestaureerd en tegenwoordig ingericht als museum. Opnieuw worden we geconfronteerd met onze onwetendheid over dit deel van Europa. We leren een hoop over Antonas Smetona die het land als dictator regeerde tussen 1926 en 1941. Maar meer nog over Kazys Grinius die het land bestuurde tussen 1920 en 1926. Grinius was een arts die het beste voor had met het jonge land, dat van alle kanten bedreigd werd. Zo hadden de Fransen een deel van de kust in handen als ‘protectoraat ‘ en hadden de Polen Vilnius en omgeving in bezit. Grinius regelde dat deze gebieden terugkwamen en gaf de jonge natie trots. Nadat hij werd afgezet in 1926 ging hij gewoon weer aan de slag als directeur van de GGD in Kaunas.
We wandelen verder de stad in, drinken koffie eten wat lekkers, bezoeken wat kerken en bezoeken het stadhuis
Dat stadhuis is als museum redelijk waardeloos, maar wel weer zeer geschikt om een aantal gebruiken rondom Litouwse bruiloften te observeren. Zo krijgt de bruid van iedereen net buiten het stadhuis bloemen en zijn de bruidsmeisjesjurken met veters aan te trekken lease-exemplaren. En het is ook de eerste keer dat we een verlengde Humvee als bruidswagen zien acteren.

We nemen een taxi naar het Negende Fort. Weinig originele naam, maar het was nu eenmaal het negende fort dat de Russen voor de eerste wereldoorlog rondom Kaunas bouwden. De verdediging van Kaunas met behulp van forten past in de gedachten rondom oorlog en verdediging in die tijd. Net zoals de Fransen met de Maginotlinie de Duitsers wilden tegenhouden, probeerden de Russen dat met een reeks aan forten en versterkte steden aan hun westgrens. Tevergeefs. In 1915 wisten de Duitsers na 11 dagen bombarderen Kaunas in te nemen. Dat bombarderen delen ze slim bij de forten 1,2 en 3 die nog van baksteen waren.

In het fort worden we rondgeleid door Olga. Anderhalf uur een prive-gids voor 6 euro. Sommige zaken ziin verbazingwekkend laaggeprijsd in Litouwen. Nadat we aan haar lichte accent (kuch) gewend zijn, blijkt ze uitstekend op de hoogte te zijn van de geschiedenis van het fort. De Litouwse regering veranderde in het interbellum het fort in een gevangenis voor ‘hard labour’. Er werden in die tijd vooral communisten opgesloten, die ondanks de hard labour in staat waren hun eigen opruiende krantjes te produceren. Na het Ribbentrop – Moletov pact trokken de Russen Litouwen binnen en namen de gevangenis over, vooral als doorgangskamp voor dissidenten en intellectuelen die gedeporteerd werden naar Siberië.

Met de komst van de Duitsers in 1941 brak de meest geruwelijk periode in de geschiedenis van het Fort aan. De gevangenis werd gebruikt als verzamelpunt van joden, die na een kort verblijf op dik honderd meter van het fort werden doodgeschoten en begraven in massagraven. Meer dan 50.000 joden en Litouwers die hen hielpen werden hier vermoord. Olga verwerkt ook lichtpuntjes in haar verhaal.Over joden die gered werden door Litouwers of die wisten te ontsnappen. Of die met een Japans of Nederlands visum de dans ontsprongen (met een dappere rol van de Nederlandse consul Jan Zwartendijk). Maar dat verzacht niets aan een van die gruwelijke verhalen uit de Tweede Wereldoorlog. We eindigen de rondleiding stil en verdrietig bij het gruwelijk lelijke monument op de plek van de executies.
Het verhaal van Jonas

Na het gebruikelijke opstarten en inpakken rijden we een half uurtje naar het Rumsiskes Open Air Museum. Mooi en weids ingericht met huizen die soms eeuwenoud zijn en soms pas dik honderd jaar. Wat altijd weer opvalt is hoeveel er juist in die laatste 100 jaar is veranderd.

Ook in Nederland was het boerenleven voor de eerste wereldoorlog (en deels zeker ook daarna) eenvoudig en hard. Dat was hier niet anders, waarbij de kou er waarschijnlijk nog eens extra inhakte. De meeste boerderijen zijn gebouwd rondom een centrale vuurplaats/kachel/oven die blijkbaar het hele pand moest verwarmen. Boven die haard een enorme schoorsteen, waar zonodig Sint, Piet en het paard doorheen konden en waarin worsten en hammen gerookt werden.

In een van de huisjes treffen we Jonas aan. Jonas is 74 jaar en vertelt graag, eerst over de aardewerk potten die hij op traditionele manier in een kuil in de grond bakt. De potten worden niet geglazuurd, maar roet van natte bladeren plamuurt de poriën dicht. Jonas bewerkt ook zelf barnsteen en maakt sieraden van messing. Als we vragen waar hij dat allemaal geleerd heeft vertelt hij dat hij juist weinig geleerd heeft. Van zijn zesde tot zestiende jaar was Jonas gedeporteerd naar Siberië met zijn ouders, broers en zussen.

De vader van Jonas was met 32 hectare grond een Litouwse grootgrondbezitter en dat soort kapitalisten werden door de Sovjets verbannen naar Siberië. Overigens hoefde je geen grond te hebben, er was altijd wel een reden en totaal 1 miljoen Litouwers zijn korte of langere tijd verbannen geweest naar Siberië.
Jonas haalt plastic zakjes tevoorschijn met foto’s uit Siberië. Deels gemaakt toen ze daar woonden, deels later door hem zelf gemaakt toen hij er op sentimental journey was. Kiekjes van mensen picknickend bij een rivier, groepsfoto’s van het gezin, een foto van het graf van zijn zusje die de deportatie niet overleefde. Het begin was slecht vertelt hij, weinig eten, slechte behuizing, maar later werd het beter.

Na zijn terugkeer in Litouwen in 1958 had Jonas weinig geleerd. Maar hij was handig met zijn handen en volgde een metaal kunstenaarsopleiding in Estland. Met sieraden maken verdiende hij verder de kost voor zijn vrouw en drie kinderen. Tegenwoordig maakt hij ringen en verkoopt barnsteen in het museum. Een beetje als hobby, maar ook om een beetje geld te verdienen. Al gaat die handenarbeid steeds moeizamer, hij ziet slecht en heeft zichtbaar last van staar. Jonas spreekt redelijk Duits. Zelf geleerd. Na het vertrek van de Sovjets in 1991 kwamen er steeds meer westerse toeristen en het frustreerde hem dat hij niet met ze kon praten. Dus kocht hij een woordenboek en leerde zichzelf Duits. We kopen wat ringen en een speldje van het Negende Fort. Ook zelf gemaakt door Jonas, nog in de tijd dat hij student was in Estland. We zeggen gedag op de veranda van zijn winkeltje. Weer onder de indruk, de verhalen van de recente geschiedenis liggen hier voortdurend voor het oprapen.

Na de rust van het Open Lucht Museum rijden we door naar het kasteel van Trakai. Daar is het zo ontzettend druk, dat we niet eens aansluiten in de rij.

Het is echter inmiddels ver na lunchtijd, dus we eten Kibinas bij Kibinene, lekker gevulde broodjes sinds 1967.
Vilnius en NIET het centrum van Europa

Het ontstaan van de Stad Vilnius is verbonden met een fijne legende. Groothertog Gediminas was aan het jagen in een heilig bos. Na een succesvolle dag sliep hij in op een heuvel en droomde van een enorme ijzeren wolf, die het geluid maakte van 100 wolven. Gediminas snapte er helemaal niks van, dus ging naar een heidense priester en vroeg wat hij met zijn droom aanmoest. De priester vertelde dat de wolf model stond voor een burcht, die door Gediminas op de heuvel gesticht moest worden. Voila Vilnius. Van de burcht is weinig over, alleen de Gediminas-toren is overgebleven. Van die heidenen trouwens ook, want korte tijd later vroeg Gediminas de Duitsers naar Vilnius te komen. Met de handel kwamen de christenen en zo werd Litouwen het laatste land van Europa dat gekerstend werd.

We doen een stadstour met Milda van Vilniuswithlocals en komen terecht in de Vrije Republiek Užupis, een redelijk uit de hand gelopen een april grap. In de oude wijk “aan de andere kant van de rivier” woonden ooit veel joden. Na de tweede wereldoorlog werd de buurt bezet door boeven en prostituees en werd het een van de slechtste delen van de stad. De buurt werd nog in de Sovjettijd overgenomen door kunstenaars, die er na de val van de muur de vrije republiek uitriepen met een eigen grondwet, regels en gebruiken. Een tijdlang moest je zelfs je paspoort meenemen om er in te mogen. Het is een leuke wijk, met overals kunstwerken.






Het is een erg leuke rondleiding. Zo komen we te weten dat er ooit een Zuid-Amerikaanse speelfilm in Litouwen is gemaakt. Dat moest helemaal lokaal gebeuren, want in de Sovjettijd mocht er niet gereisd worden. Dus werden hoekjes van Vilnius wit geschilderd en Litouwers donker geschminkt. De film was geen succes.

Nog een leuk straatje. Iedere Litouwse schrijver heeft hier zijn eigen tegel of kunstwerkjes. En iedere buitenlandse schrijver die ooit iets over Litouwen geschreven heeft hangt er ook. Daarbij zijn ze niet kleinzielig. Günter Grass schreef ooit dat Litouwen een koud en naargeestig land is. Hij hangt er ook.

We komen Leonas tegen. Leonas is met de TIE-SOS organisatie aan het demonstreren voor het paleis van de president. In gecombineerd Duits/Engels/Spaans/Nederlands vertelt hij het verhaal van een vader, die opkomt voor zijn door pedofielen misbruikte dochtertje. Maar omdat er parlementsleden en rechters bij betrokken zijn, verdwijnt de zaak in de doofpot. Vervolgens worden twee van de verdachten vermoord en wordt ook de vader dood aangetroffen. Zelfmoord? Vermoord? De zaak stinkt aan alle alle kanten. Tiesos betekent waarheid in het Litouws en die probeert de beweging boven water te krijgen. Met een website, met demonstraties en met het schrijven van her woord Tiesos met gekleurd krijt overal in Litouwen. Ook al geen ongevaarlijke bezigheid. Er zijn door de politie zelfs al kinderen opgepakt die het woord op straat schreven.

’s Avonds gaan we eten bij Monica en Saulius, vrienden die we nog van onze tijd in Brussel kennen. Saulius pikt ons op bij ons appartement en biedt aan even langs het centrum van Eurooa te rijden. Dat ligt namelijk in Litouwen en maar 4 kilometer van zijn huis. We komen terecht in een klassieke toeristenval het Europa Park is namelijk is niet waar het centrum ligt, maar een park met dure entree en slechte beelden. Een local bijhebben helpt dus ook niet altijd. Daarna wordt het erg gezellig bij de barbecue. Monica heeft goed gezorgd. Het bier is koud en na het lokale destillaat van 78% was de Über naar huis uitermate handig.
Maandag, wasdag?

Er is veel dicht op maandag in Vilnius, eigenlijk is alles dicht, met uitzondering van de kerken. Blijkbaar moet er gewassen worden of zo. Nou is dat niet zo heel erg, want de Reisfamilie heeft het gisterenavond laat gemaakt bij Monica en Saulius, dus we worden pas laat wakker. We lopen een ontspannen rondje door de stad met een laag info gehalte en zo, dus we doen vandaag een fotoblog. O ja, en zelf doen we ook de was.












Het ware centrum van Europa

Om een uur of tien zaken we in de auto en een half uurtje later waren we zij het echte geografische middelpunt van Europa. Officieel vastgesteld door Franse Geografen (graven?).

Naast het fotografische bewijs zijn wij nu ook in het gelukkige bezit van officieel erkende certificaten dat wij het hart van Europa hebben bezocht.
Na nog twee uur rijden zijn we de grens over en in in Daugavpils, de meest Russische stad van Letland. We zijn wel toe aan een snackje en met behulp van Tripadvisor vinden we Sokoladna. Vertaling overbodig; voor de broodnodige suikerkick.

Een zeer Russische stad en ooit ook een van de meest westelijke steden van Rusland. Tsaar Alexander de Eerste voelde Napoleon al aankomen en liet snel een fort bouwen. Helaas. Het fort was niet af toen Napoleon zijn veldtocht tegen Rusland voerde, maar toch wist hij hier niet over de rivier te komen. Nadat Napoleon de aftocht had geblazen is er gedurende 68 jaar doorgebouwd aan het fort. Waarna het nooit meer als dusdanig gebruikt is, want in de twintigste eeuw was er niet zoveel behoefte meer aan forten. Jolanta leidt ons rond en verteld hoe de Sovjets van het fort gebruik maakten. Vooral als kazerne voor de opleiding van vliegtuigtechnici. Midden in het fort zijn foeilelijke flats gebouwd. De rest ligt er wat verwaarloosd bij. Maar de gentrificatie slaat al toe. Zo is er een compleet opgeknapt Mark Rothko-museum (ja, Amerikaan, maar pas op tienjarige leeftijd geëmigreerd vanuit Dagauvpils) en worden er meer gebouwen opgeknapt.

En omdat we er toch zijn: Daugavpils Skrošu Rūpnīca, de engine nog functionerende klassieke hagelfabriek van Europa. En dan hagel in de zin van het neerschieten van dieren. Ooit heeft iemand bedacht dat je perfect ronde hagel krijgt als je gesmolten lood van grote hoogte haan beneden laat vallen. Een levensgevaarlijk en ongezond proces, maar al meer dan 130 jaar in gebruik.

Lena leidt ons rond en legt in het Engels met een lekker dik Russisch accent alles uit wat je over hagel wilt weten en nog Meer. Dat het dus een vreselijk ongezond proces is; alleen lood is al gevaarlijk, maar voor nog mooier gestolde kogeltjes werd er arseen aan het lood toegevoegd. Wij moeten na afloop dan ook verplicht onze handjes wassen. De werknemers deden dat niet altijd en werden ziek. Daar hielp de extra melk die ze kregen niet tegen. Daarnaast was het vreselijk zwaar werk. Alle lood (1000 kilo per dag) en brandstof moest met de hand de toren opgedragen worden. En boven in de toren stond een open oven die meer dan 400 graden heet werd. Toch was het populair werk. Je kreeg dik betaald, werd held van de Sovjet-Unie en mocht op je 45-site met pensioen. Of je daar lang van kn genieten verteld Lena er niet bij.

Ook leuk (interessant); aan de muur hangen authentieke Sovjet-aanwijzingen over hoe te handelen bij Amerikaanse nucleaire, chemische of bacteriologische aanvallen. Weest paraat!

Inbegrepen bij de toegangsprijs: lekker schieten met een luchtgeweer. Been there, done that, got the T-shirt.
Een oorlogsheld, een egeltje, back to the fifties en nog verder terug in Ludza

Omdat we de reis van Vilnius naar Tartu ergens halverwege wilden onderbreken zijn we terecht gekomen in Rezekne. Niet echt een wereldstad, meer een soort Sovjet-museum met een heleboel oude flats van het bekende type. Ons appartement van VIN-service ligt ook in zo’n flat en het trappenhuis doet het ergste vrezen. De eigenaar Vicor is echter een handige entrepreneur en heeft 11 oude meuk appartementen tot in de puntjes opgeknapt. Dat van ons is het netste dat we tot nog toe op deze reis bewoond hebben (en we hebben al een paar mooie gehad). Er is dus niet veel te doen in Rezekne, dus we gaan naar Ludza. Eveneens niet Parijs of New Hork, maar mooi wel de oudste stad van Letland.
Met een echte oorlogsheld wil iedereen wel op de foto. Nou ja, Hans dan toch. Generaal-majoor Yakov Petrovich Kulnez werd geboren in Ludza. In zijn oude huis is tegenwoordig een schattig museumpje gevestigd, met van alles wat. Archeologische vondsten, opgezeten dieren, gebreide tapijten, je kent dat wel. En dus ook een speciale kamer gewijd aan Ludza’s beroemdste zoon Kulnez. Kulnez was generaal in het Keizerlijke leger van Rusland ten tijde van de Napoleontische oorlogen. Hij vocht in Zweden, tegen de Turken en Polen. Vooral met de strijd tegen de Turken vestigde hij zijn naam. Zo wist hij in diverse veldslagen de doorslag te geven. Dat was meteen de reden dat hij met zijn huzaren meestal de gevaarlijkste opdrachten kreeg. Zo werd hij belast met de verdediging van ST Petersburg, een opdracht die hij niet overleefde. Zijn naam leefde echter nog lange tijd door , in de Russische geschiedenis, maar ook in een naar hem genoemd regiment.

Er is meer historie in Ludza. Het gezellige interieur hierboven is van Café Kristine. De tijd heeft er inderdaad stilgestaan, niet alleen bij het meubilair, maar ook op de menukaart. Kaassalade en oma’s salade (beiden €1,20), kip en varken. Maar een vriendelijke bediening in het Duis.

We lopen naar de ruïnes van het Ludza Kasteel. Ooit een imposant gebouw, gerund door kruisridders met een erg religieuse inslag, nu het maken van de foto niet eens meer waard, zo weinig is er van over. Vlakbij komen we wel dit schattige jonge egeltje tegen.

Er is een mooie Russisch Orthodoxe kerk.

En de oudste synagoge van Letland. Van buiten misschien niet zo’n interessant gebouw, maar wel met een historie van meer dan 200 jaar. Voor de tweede wereldoorlog leefden er 1500 Joden in Ludza, die zeven synagogen gebruikten. De Duitsers gebruikten in de oorlog de synagoge als verzamelpunt voor vernietigingstransporten van Joden en zigeuners. Na de oorlog kwam het gebouw in handen van de Sovjets en is het jarenlang verwaarloosd en stond het zelfs op instorten.




De synagoge wordt nu gerestaureerd en verbouwd tot museum. Hij is niet open voor publiek, maar van vriendelijke timmerlui mogen we, met overschoentjes, binnen rondkijken. De timmerlui spreken alleen Russisch, willen geen fooi aannemen, totdat we het internationaal bekende gebaar voor drinken maken. Vooruit, eentje kantelen na het werk willen ze wel. Spasiba.
Hij wordt wel netjes platgewalst af en toe, maar toch is het een aparte ervaring om tientallen kilometers onverhard te rijden.
Overigens staan er ook naast het keienpad wel keurige verkeersborden en is ook de grens duidelijk aangegeven. Maar eerst dus nog Aluksne.

Tartu is een studentenstad en de tweede stad van Estland. En het is er heel rustig, net zoals het hele land eigenlijk. Met een oppervlakte iets groter dan Nederland een een bevolking van 1,3 ,iljoen inwoners (1,43 als we de Russisch sprekende inwoners meetellen die geen staatsburger zijn) is het natuurlijk een leeg land. En zo voelt het ook. Het is leeg en rustig. Nou is het weer er ook wel naar vandaag. Miezerig en een graad of 18.

We doen het ook rustig aan in ons Hektor Design Hostel. Geen idee wat een hostel een design hostel maakt. Als ze het zelf zeggen denken we. Het ziet er allemaal wel peppy uit, maar heeft ook bepaalde nadelen. De architect die bedacht heeft dat de douche rondom een steunpilaar gebouwd moest worden mag terug naar de architectenschool.

We wandelen de stad in waar de vele beelden opvallen. Tartu is verder zo’n stad met een strenge Duitse Hanze-uitstraling. Uiteraard zijn de Duitsers ook hier op verschillende momenten geweest, afgewisseld met Polen, Russen, Zweden en Finnen. De geschiedenis in de Baltische staten kent veel,overeenkomsten, al valt het wel op dat de jaartallen, m.u.v. De tweede wereldoorlog wel afwijken over de verschillende gebieden.

De stad ziet er vooral streng Duitsig Hanzestederig uit. Dat komt omdat de Russen die er eerder zaten alleen houten bouw toestonden en daar ging nogal eens een flinke brand over heen. Het gekke is dan weer dat de culturen erg door elkaar liepen. In het stadsmuseum zien we hoe er ook in de tijd dat de Russen de baas waren, Duitse gilden bepaalden wie er een ambacht mocht uitoefenen.

Schoenmaker bijvoorbeeld.

In 1802 werd er in het (toen) Russisch Tartu een Duitstalige universiteit opgericht. De Belanger van de Duitstalige Baltische elite en die van het keizerlijke Rusland kwamen mooi bij elkaar. De Duitsers hadden behoefte aan een plek om hun zonen op te leiden, de Russen behoefte aan academische verheffing. Heel veel van de in Tartu opgeleide studenten gingen later in universiteiten elders in Rusland aan de slag. Door de contacten met Duitsland was Tartu ook een erg kosmopolitische stad. Wetenschappers uit Tartu trokken over de hele wereld op ontdekkingsreis. De bibliotheek van de universiteit werd gebouwd in de ruïne van een oude kathedraal. Dat gebouw is nu het museum van de universiteit.

Het is een mooi, leuk en interessant museum. Er is een tijdelijke tentoonstelling over kinderen en speelgoed in de tweede wereldoorlog. Een oude collectie instrumenten, de oude bibliotheek en collegezaal zijn kerurig gerestaureerd en er is een mooie balans tussen kijk- en doeningen. En wat voor de stad en het land geldt, geldt ook voor de musea; ze zijn allemaal nagenoeg leeg. We brengen er een paar leuke uren door.
Vlakbij de universiteit is de Pussirohukelder. Eeuwenlang de kruitopslagplaats van de stad, maar tegenwoordig een giga Duitse bierbar cum restaurant. We gaan er naar toe voor hun eigen huisbier, maar zijn stomverbaasd als we in het Nederlands worden aangesproken. In charmant en nagenoeg perfect Vlaams legt Liisika uit dat ze dat in één jaar geleerd heeft als uitwisselingsscholier in het tweede middelbaar in Mechelen. Haar Vlaamse gastfamilie stak veel effort in de taallessen en is daar uitermate goed in geslaagd. Liisika wil graag in België gaan studeren, maar dat is niet gemakkelijk en ze hoopt nu op een Erasmus -beurs van de EU. Wij denken dat ze die met haar taalgevoel meer dan verdient.

We checken uit uit het Hektor budget design hotel in Tartu en besluiten dat het budget meer op de designer dan op het hotel slaat. We rijden een kilometer of tien naar het zuiden en het Estonian Aviation Museum. Voor de meiden hoeft het niet, dus de mannen maken alleen even een rondje.

Weer voldoende Antonovs en Toepelevs gezien voor een jaar of twee. We rijden door naar Rakvere, met een minieme omweg via Mustvee. Mustvee ligt aan het Peipus-meer, dat voor de helft in Estland en voor de andere helft in Rusland ligt. Het was geen essentie, maar we willen eigenlijk nog wel even Rusland zien.

Niet dus. Met enige fantasie kun je nog een donkere streep ontdekken aan de anderen kant van het meer, maar eerlijk gezegd heb je dan wel heel veel fantasie nodig. Het monument staat op een massagraf waar de Duitsers in 1944 468 Russische krijgsgevangenen vermoorden. We drinken koffie in een hotel met opnieuw die typische Sovjetsfeer. Je hebt het gevoel dat je blij mag zijn dat je sowieso iets mag kopen en vervolgens mag opdrinken in een licht depressieve en licht onteigend omgeving.

We rijden nog een uur door naar Rakvere, waar de nummer 1 attractie het kasteel van Rakvere is. Al in de 5e eeuw na Christus was hier een versterkte plaats, die door de Denen in de 12e eeuw werd uitgebouwd tot een echt kasteel. De Denen verkochten het kasteel aan de Litvonian order en daarna… Nou ja jullie weten het al wel zo’n beetje. Alles wat de afgelopen 800 jaar in deze regio heeft rondgewaard is op enig moment ook eigenaar geweest van dit kasteel.

Het kasteel is in fulltime swing met jongeren en vutters die ridder en monniken spelen. We eten een historisch verantwoorde maaltijd, die behoorlijk verstoord wordt door zo’n 30 wespen. Not funny. Ondanks dat het kasteel,voor 75 % een ruïne is, zorgen de acteurs en dieren als ganzen, kippen, ezels en schapen wel voor voldoende leven en couleur locale. Daarnaast mag je spelen met echte zwaarden, dus we houden ons onledig met het maken van spannende Kill Bill foto’s.

En we pikken ook nog even het grootste beeld van de Baltische staten mee. Alleen de achterkant, de Reisfamilie heeft het een bettje gehad en is te lui om ook naar de voorkant te lopen. Mochten jullie die willen zien, Google dan op ‘Tarvas, Rekvere’.
’s Avonds pakken we een Über naar Aune en Margus, vrienden van onze tijd in Brussel voor een uitermate gezellige avond rondom de barbecue.