Korea

Het Koninkrijk der Kluizenaars

Een verhaaltje uit de oude doos; verslag van Hans’ reis naar Korea 1991. Korea is niet de meest voor de hand liggende vakantiebestemming. Thailand of Indonesië liggen meer voor de hand, terwijl in Noord-oost Azië China en Japan altijd meer aantrekkingskracht op de toerist uitoefenen dan Korea.

Toch is het een leuk land. Korea kent een eeuwenoude cultuur die van grote invloed is geweest op de regio. Daarbij doet de natuur niet onder voor die van veel andere aziatische landen. De geslotenheid van Korea die een gevolg was van vele eeuwen buitenlandse overheersing bezorgden het land de bijnaam ‘Koninkrijk der Kluizenaars’. Deze bijnaam is tegenwoordig zeker niet meer terecht; de toerist die voor Korea kiest wordt ontvangen met een hartelijkheid die verlegen maakt. De contacten met de bevolking worden slechts belemmerd door de helaas matige behersing van het Engels door de Koreanen. Wanneer je je daardoor niet laat afschrikken en in staat bent te communiceren met handen, voeten en een glimlach is Korea een ideale vakantiebestemming.

Anyeong Haseyo

‘Anyeong Haseyo’ is Koreaans voor ‘Welkom’ of ‘Goedendag’. Tenzij je met Korean Air vliegt hoor je het voor het eerst op de Luchthaven Kimpo bij Seoul. Het welkom is hartelijk en de formaliteiten worden in een minimum aan tijd afgehandeld. Binnen de kortste keren sta je met je bagage buiten voor de aankomsthal. De bus naar de Seoul is snel gevonden, maar wanneer je erin zit wordt je meteen geconfronteerd met een van de minder aangename kanten van Korea. De constatering dat Koreanen enige last hebben van mondgeur is een Buddhaunderstatement. Grover maar meer waarheidsgetrouw gezegd: Korea stinkt collectief uit de bek. De oorzaak hiervoor is gemakkelijk aan te wijzen. Het nationale gerecht van de Koreanen ‘Kimchi’ is de voornaamste veroorzaker van de onaangename odeur. Kimchi is een combinatie van witte kool, rode pepers en knoflook, die men een aantal weken, net als zuurkool, laat fermenteren in aardewerk potten. Iedere Koreaanse huisvrouw zorgt ervoor altijd voldoende Kimchi op voorraad te hebben en dus zie je op alle balkons en binnenplaatsen van Korea de bruine aardewerk potten staan. Kimchi wordt gegeten bij ontbijt, lunch en diner eventueel aangevuld met rauwe tenen knoflook. Het laat zich dus raden welke lucht er in de bus hangt. Ik probeer niemand recht aan te kijken, maar de bus is dermate vol, dat deze ontwijkingstaktiek niet lukt. Het probleem lost zich gelukkig snel op; na een paar dagen heb je zelf zoveel Kimchi op, dat je de stank niet meer ruikt.

Intussen zit ik met het probleem dat ik niet weet waar ik uit de bus moet, dus breng ik, voorzichtig ademhalend, het probleem naar voren bij mijn medereizigers. Meteen richt de aandacht (en de adem!!) van een twintigtal passagiers zich rechtstreeks op mij. Na het uitgebreid bestuderen van de kaart en een flinke onderlinge discussie weet men met geruststellende gebaren duidelijk te maken, dat men mij op het juiste moment uit de bus zal helpen. Bij de desbetreffende halte wordt de chauffeur er door twintig man luidkeels op gewezen dat hij moet stoppen. Dankbaar stap ik de frisse lucht in, waar even later een tropische regenbui losbarst. In een portiek krijg ik van een portier een wegwerpparaplu van plastic en bamboe. Hiermee uitgerust kan ik op zoek naar mijn goedkope herberg. De wegwerpparaplu houdt het niet lang uit, zodat ik na een half uur al doornat ben. Seoul heeft naast wolkenkrabbers ook stadsgedeeltes van meer dan een eeuw oud. In een van deze oude wijken bevindt zich mijn hotel, dat zich door de moeilijke manier van straatnaamgeving slechts met behulp van een tiental Koreanen laat vinden. Na twee uur ronddwalen in een betrekkelijk klein gebied bereik ik mijn bestemming en houdt het ook op met regenen.

De herberg, gebouwd op traditionele wijze met de kamers rond een (overdekte) binnenplaats, is meer dan een eeuw oud. De herbergierse verwent me met een mok thee van een halve liter, waarna ik snel m’n bed opzoek om de jetlag weg te slapen.

Het is de lente.

Een aantal weken voordat ik in Seoul arriveer zijn er studentenrellen uitgebroken, die nog steeds voortduren. De stad wordt letterlijk overspoeld met agenten. Geen straathoek of er staat minstens 10 man politie, iedere metro-uitgang wordt door zes man bewaakt, terwijl op strategische plaatsen grote gepantserde bussen met reservepersoneel staan. De uitrusting van de politie zorgt ervoor dat ze eruit zien als de soldaten van ‘Darth Vader’ uit de film ‘Star Wars’. De politie wordt aangevuld met militairen, die in burger, maar getooid met koppel, wapenstok en snelle honkbalpet openbare gebouwen bewaken. Er gaat een dreigende sfeer uit van zoveel openbare macht. De agenten zijn in touw van ’s morgens zes tot middernacht. De ene helft staat daadwerkelijk op wacht, de andere helft rust uit in nabijgelegen plantsoenen. Het gedeelte dat uitrust vermaakt zich met voetballen zingen en gitaarspelen en is best bereid tot een praatje, zij het ook hier weer met handen en voeten. Een diepgaande discussie is daardoor niet mogelijk, maar wat al wel snel duidelijk wordt is dat vechten met brandflessen gooiende studenten niet hun favoriete bezigheid is.

De studenten mis ik de eerste dagen. Ondanks dat de kranten voortdurend over rellen schrijven en ik in het kader van de sightseeing door heel Seoul trek kom ik geen studenten tegen. Pas na een aantal dagen merk ik dat er traangas in de lucht zit en zie ik in de verte een demonstratie. Een efficiënt politiekordon zorgt ervoor dat ik, mocht ik de behoefte al voelen, niet in de buurt van de studenten kan komen.

De volgende dag ontmoet ik een aantal studenten in Pagodepark, vlak bij de universiteit van Seoul. Gelukkig spreken zij wel verstaanbaar Engels. De studenten maken duidelijk dat ze vooral ijveren voor een verhoging van het democratisch gehalte van de regering en voor een samengaan van Zuid- met Noord-Korea. Dichtbij zit op een bankje een man van middelbare leeftijd. Hij hoort de studenten eerst glimlachend aan om zich daarna in het gesprek te mengen. ‘Het komt door de lente’ zegt hij; ‘zo gauw de lente begint, beginnen de studenten met het maken van afspraakjes’. ‘Dating’ en met name de ‘Blind-variant’ is in Korea een typische aktiviteit voor studenten; de meeste huwelijken worden nog gearrangeerd. De studenten beamen dat het ‘dating’ in de lente inderdaad een hoogtepunt bereikt. ‘Zie je wel’ vervolgt de man, ‘jullie maken afspraakjes, maar die lopen op niets uit en jullie reageren daarna je frustraties af op de politie’. Het gesprek dat tot nog toe in het Engels werd gevoerd gaat rap over in het Koreaans. Hoewel ik er niets meer van begrijp blijft de atmosfeer gemoedelijk. Na enige tijd komt men toch tot een gemeenschappelijke conclusie, die me in het engels wordt medegedeeld: ‘het is de lente’. Ik vraag me nu nog af of het slaat op de rellen of de afspraakjes.

Master Kwon

harubang‘Welcome, welcome’, Master Kwon grijnst van oor tot oor terwijl hij me welkom heet in zijn herberg. De reisgids lijkt in ieder geval gelijk te hebben voor wat betreft de vriendelijkheid van de eigenaar van het Han Jin hostel in Kyong-Ju. Nog steeds breed grijnzend gaat hij me voor naar mijn kamer. In de goedkope herbergen van Korea moet je je daar trouwens niet al te veel van voorstellen. De kamer bestaat uit een kale vloer, een dun matras en een dikke deken en heeft nog het meeste weg van een isoleercel. Gedurende mijn eerste week in Korea wordt ik dan ook op de vreemdste momenten wakker, omdat elke draai in mijn slaap zich vertaald in een pijnscheut door mijn heupen. Opmerkelijk luxe is wel de ‘Ondol’, een systeem van vloerverwarming waarmee de Koreanen na de Romeinen op het moderne westen een voorsprong van vele eeuwen hebben.

Master Kwon is een harde onderhandelaar wat de kamerprijs betreft, maar laat even later mijn was doen voor een schijntje. Waar je je ook begeeft in de herberg, overal duikt het lachende gezicht van Kwon op. Hij kent de omgeving op zijn duimpje en zit boordevol tips voor wandelingen en dagtochtjes. De route die hij aangeeft voor de 550 meter hoge Namsa-berg blijkt bezaaid te zijn met duizend jaar oude boeddhabeelden en -rotstekeningen. Het pad naar boven is vrij steil en af en toe zelfs gevaarlijk. Dit weerhoudt een zevental vrouwelijke pelgrims op leeftijd er niet van om ook naar boven te klimmen. Uit de grote aantallen tassen die ze meeslepen komt een maaltijd tevoorschijn, waaraan de naam picknick onvoldoende recht doet. Zoals zo vaak in Korea ontkom ik er niet aan om een hapje mee te eten. De gezamenlijke maaltijd onder de goedkeurende blik van Boeddha duurt ruim een uur. Terwijl ik nog wat zit bij te komen van de maaltijd, spurten de dames verder naar de top, die ik een uur na hen bereik.

Een van Master Kwon’s hobby’s is kalligrafie, een liefhebberij die hij graag deelt met zijn gasten. Mijn onbeholpen penseelstreken lokken slechts mild commentaar bij hem uit. Hij doet pogingen om de Koreaanse gedichten te vertalen en te verklaren voor zijn gasten, maar de poëzie blijkt iets te diepzinnig voor een simpele westerse geest.

Een spectaculaire kant van Kwon blijkt zijn beheersing van Yoga te zijn. Ondanks zijn 64 jaar haalt hij tussen zes en zeven uur ’s avonds de meest halsbrekende toeren uit op zijn binnenplaats, dit tot groot vermaak van de hotelgasten. Een Zweedse gast die ingaat op de uitdaging om een van zijn oefeningen na te doen (dit met als inzet een gratis verblijf) faalt jammerlijk en loopt dagen later nog met een pijnlijke rug rond. Uit een briefje op het prikbord blijkt dat Master Kwon munten spaart. Onder uit m’n rugzak komen nog wat guldens, dubbeltjes en kwartjes, die ik graag afsta aan de verzameling. Deze gift wordt gewaardeerd, want als ik ’s avonds thuiskom staat Kwon me reeds op te wachten. Ik moet de tuin in en genieten van zijn zelfgebrouwen rijstwijn. Samen worden we die avond behoorlijk dronken. Kwon’s beheersing van de brouwkunst blijkt wel uit het feit dat ik de volgende morgen totaal geen last heb van een kater. Net voor m’n vertrek betaal ik m’n rekening en geef hem een paar ansichten van Nederland. Terwijl ik naar buiten loop houdt hij met tegen. ‘Wacht’, zegt hij en duikt in een kast. Hij komt te voorschijn met een paar witte sokken, die versierd zijn met ingeweven rode roosjes. ‘Alsjeblieft’ zegt hij en geeft me de sokken, ‘dan herinner je je master Kwon tenminste als je weer in Holland bent’.

Soju

Meer nog dan eten is drinken in Korea een ervaring die niet gemist mag worden. Het gebruik van bier is wijdverbreid in Korea. De twee voornaamste merken Crown en OB zijn in een hevige concurrentieslag verwikkeld. Wanneer Crown een bar opent in een bepaalde straat, dan zal OB snel volgen en omgekeerd. Gevolg hiervan is dat je ook in de kleinste dorpen minstens twee bierbars aantreft. De laatste trend op dit gebied zijn bars met een ‘echt duitse’ inrichting met veel vakwerk hout en zelfs obers in lederhosen. Het echte drinken doe je echter niet in een bar, maar op straat. Overal in Korea worden tegen het vallen van de avond de sojukramen opgezet. Soju wordt gestookt van rijstwijn en heeft een alcoholpercentage van 25 procent. De smaak heeft iets weg van jonge jenever en een fles van 0,4 liter wordt verkocht voor omgerekend twee gulden. Naast soju verkopen de kramen ook snacks als gebakken pens, darmen en inktvis maar ook meer herkenbaar vlees als kip en hond. Het verkopen van voedsel heeft tot gevolg dat de mannen die na afloop van hun dagtaak een borreltje gaan drinken niet naar huis hoeven om te eten en pas vele uren later weer uit de kraam komen. De invloed van deze sojukramen op het gezinsleven in Korea laat zich aldus niet moeilijk raden.

Nog een stapje lager op de horecaladder en je zit in de, zoals ik ze maar noem, stoepkroegen. Deze worden gevormd door een winkeltje van twee vierkante meter, een ijskast en een tafeltje met een aantal krukjes op het trottoir.

Gastvrij als de Koreanen zijn is het als westerling onmogelijk om een stoepkroeg te passeren zonder uitgenodigd te worden voor een drankje. Omdat ik geen liefhebber ben van sterke drank weet ik deze uitnodigingen meestal vriendelijk af te wijzen. In Taejon ontkom ik er echter niet aan. De mannen, (drinken is in Korea een pure mannenzaak) zitten strategisch opgesteld over het hele trottoir en accepteren geen afwijzing. Zonder veel moeite laat ik me overtuigen. Drinken in Korea is vooral een sociaal gebeuren, wat echter niet hetzelfde is als sociaal drinken. In principe schenk je nooit je eigen glas vol. De juiste procedure verloopt als volgt. Je krijgt door een van de gasten met twee handen zijn lege glas aangeboden. Dat glas accepteer je met twee handen en je houdt het zo, dat de aanbieder het glas kan volschenken. Met een vrolijk ‘Kan Bei’ (proost) sla je het glas achterover, waarna niets je ervan weerhoudt om de aanbieder op dezelfde wijze terug te pakken. Het gezamenlijk gebruik van de glazen is niet erg hygiënisch, maar weigeren is een belediging en alcohol doodt de bacteriën. Het wordt een gezellige avond in Taejon. Terwijl de stemming stijgt ga ik steeds beter Koreaans spreken, terwijl de rest zelfs engelse klanken lijkt te produceren. De avond eindigt wanneer de eigenaar van de stoepkroeg zijn tent sluit. Ik krijg een gedroogde inktvis mee voor onderweg en loop, niet helemaal volgens de kortste weg, terug naar mijn guesthouse. Wanneer ik de trap van het hotel opstommel kijkt de eigenaresse me vanuit haar kantoortje begrijpend aan. Ze zegt slechts een woord: ‘Soju’.

5000 albums

De Sunrise-Peak bij het plaatsje Song-San-Po op Cheju-do is een echte toeristische attraktie. Cheju-do is een eiland ten zuiden van Korea en zonder meer de voornaamste trekpleister voor het binnenlands toerisme. Hoewel de reisbeperkingen die voorheen voor Zuid-Koreanen golden nagenoeg opgeheven zijn, blijft Cheju-do voor de meeste Koreanen reisbestemming nummer één. Een Koreaanse huwelijksreis is niet compleet zonder een bezoek aan Cheju-do.

Als toeristen voldoen de Koreanen nagenoeg aan het zelfde stereotype als de reizende Japanner. Een bezienswaardigheid is er niet om van te genieten, deze dient in zo kort mogelijke tijd gefotografeerd te worden. Daarnaast schijnen Koreaanse ontwikkelcentrales alleen foto’s te kunnen afdrukken, waarop ook mensen staan. Een object is pas fotogeniek als er een of meerdere leden van de familie of het reisgezelschap voorstaan. Ik incasseer dan ook regelmatig meewarige blikken wanneer ik een foto maak van een tempel waar niemand voorstaat. Het komt zelfs voor dat mijn camera met zachte drang uit mijn handen wordt genomen, zodat men mij tegen de passende achtergrond kan fotograferen. Zoals het hoort.

Sunrise Peak moet als attraktie wedijveren met de talrijke Harubang- of grootvaderfiguren die Cheju-do rijk is. De Harubangs, twee meter hoge beelden van lavasteen, vertonen een opvallende gelijkenis met de beelden op Paaseiland. Je treft ze werkelijk overal op het eiland aan.

Er is echter maar een Sunrise peak. De Peak bestaat uit de krater van een uitgedoofde vulkaan en ligt op het oostelijk puntje van Cheju-do. Zoals de naam al aangeeft is dit de plaats om de allereerste stralen van de zonsopkomst mee te pikken. Dit vereist wel een zeer vroege aanwezigheid en dat is iets wat zich in de vakantie moeilijk laat opbrengen. Ik ben echter niet de enige die van uitslapen houdt. Als ik rond half elf bij de Peak aankom arriveren ook de eerste tourbussen met Koreanen die net als ik de zonsopkomst gemist hebben. De Koreanen storten zich massaal op de talrijke winkeltjes met souvenirs en snacks. De mini-harubangs en gedroogde inktvissen mogen zich in een grote belangstelling verheugen, terwijl ik, net voor de grote stroom uit, begin aan de beklimming van de peak. De 200 meter hoogteverschil naar de top mag dan niet echt een uitdaging vormen, de temperatuur van 33° Celsius zorgt er toch voor dat ik hijgend en nat van het transpireren boven arriveer. Ik zijg neer op een rotsblok, maar veel rust is me niet gegund. Na twee minuten staat er een meisje van een jaar of veertien voor me die in het Koreaans iets van me wil. Snappen doe ik het niet dus ik geef haar een ansichtkaart van Amsterdam. Die wordt in dank aanvaard, maar dat was toch niet de bedoeling. Ze probeert het nog even, maar wanneer ze merkt dat ik echt geen Koreaans spreek, grijpt ze me resoluut bij de arm. Ik word meegesleept naar de rand van de vulkaan en neergepoot tussen een zestal giechelende Koreaanse meisjes. Inmiddels is me duidelijk geworden dat ik als exotisch element wordt gebruikt om de foto van de inderdaad ietwat saaie krater te verlevendigen. Braaf zeg ik een keer ‘cheese’ en herhaal dit een paar keer voor de camera’s van de andere meisjes. Hiermee is het hek echter van de dam. Binnen de kortste keren hebben ook de andere aanwezigen de fotografische mogelijkheden van mijn aanwezigheid door. Eén voor één of in groepen tot dertig personen willen ze met me op de foto. Omdat ze in een eindeloze stroom komen de berg opkomen, gaat ook het fotograferen achter elkaar door. Aanvankelijk probeer ik nog wat te protesteren, maar al erg snel ga ik er de lol van inzien. Anderhalf uur lang neem ik de gevraagde poses aan en laat me braaf letterlijk honderden keren op de gevoelige plaat vastleggen. In de bus terug naar Cheju-stad besef ik pas wat de fotosessie betekend; met alle nabestellingen mee kom ik in zo’n 5000 Koreaanse fotoalbums terecht. Licht geamuseerd bedenk ik dat dit toch wel een aardige manier is om bij te dragen aan de toenadering tussen Oost en West. De kloof blijft echter bestaan. Ik weet niet in welke albums ik allemaal zit, terwijl zij zich eeuwig af zullen blijven vragen wie toch die lachende, lichtverbrande westerling is.

De laatste echte grens

Panmunjon is het dorpje waar na de Koreaanse oorlog de ondehandelingen over de wapenstilstand werden gevoerd. In 1953 sloten hier de Noord-Koreanen en de Verenigde Naties het verdrag dat een einde maakte aan drie jaar hevige strijd. Het destijds gesloten verdrag is nog steeds van kracht en een bezoek aan Panmunjon kan dan ook alleen onder begeleiding van VN-personeel. De excursies blijken weken vooruit te zijn volgeboekt, maar door een late afzegging kan ik mee met een bus van de Amerikaanse welzijnszorg. De excursie begint als een schoolreisje. De lacherige sfeer die in de bus hangt wordt echter snel minder wanneer we na een uur de zware verdedigingslinies bereiken. Kenneth Parker, een korporaal van het Amerikaanse leger die deze dag optreedt als gids weet de stemming nog meer te drukken door het opsommen van de uitgebreide regels waaraan we ons die dag hebben te houden. Als hij ons ook nog een verklaring laat tekenen die aangeeft dat de Verenigde Naties niet aansprakelijk zijn voor enig onheil (waaronder de dood) dat ons kan overkomen beseffen we het pas echt: ‘Dit is serieus’.

Driemaal gecontroleerd en getooid met een bezoekerspas rijden we met een legerbus langzaam de gedemilitairiseerde zone in. Deze zone, DMZ in het spraakgebruik, bestaat uit een vier kilometer brede strook op en rond de 38-ste breedtegraad, waarin volgens het wapenstilstandsverdag alle militaire aktiviteit verboden is. Slechts in Panmunjon bevindt zich een twee vierkante kilometer groot gebied waar Noord-Koreanen en VN-personeel samen de scepter zwaaien. Hier bevinden zich ook de barakken waar al bijna 40 jaar de besprekingen plaatsvinden over de handhaving van het verdrag. Het gezamenlijke bestuur van Panmunjon heeft de afgelopen veertig jaar de nodige problemen gegeven. Naast feitelijke informatie bestaat de helft van het Parker’s verhaal uit aanwijzingen betreffende ons gedrag. Als we na enige tijd uit de bus mogen volgen we hem volledig geconditioneerd in een compacte groep naar de onderhandelingsbarak. De Amerikaanse en Zuid-Koreaanse mariniers die voor onze veiligheid rond de barak geposteerd worden dragen nog eens extra bij aan het dreigende karakter van dit bezoek. De dreiging blijkt vooralsnog slechts te bestaan uit een tweetal Noord-Koreaanse officieren die door de ramen de barak instaren. Uiterlijk geheel onbewogen laten ze zich uitgebreid fotograferen door de deelnemers aan de excursie. Ook de Noord-Koreanen laten zich niet onbetuigd, want even later leggen ook zij de groep vast op de gevoelige plaat. Parker verteld inmiddels wat anekdotes over de onderhandelingen en over de omgeving. Zo was er in de jaren vijftig een conflict over de grootte van de vlaggen die de onderhandelingstafel sierden. Gevolg hiervan was dat bij ieder overleg de delegaties steeds grotere vlaggen meebrachten. Toen deze zo groot werden dat ze niet meer in de barak pasten, werd een speciale conferentie belegd, om dit probleem op te lossen. Na twee weken praten werd overeenstemming bereikt over de twee vlaggetjes die nu nog op de tafel staan. Een soortgelijk conflict zorgde ervoor dat Noord en Zuid Korea vlaggemasten plaatsten van respectievelijk 160 en 100 meter lang. Het Zuid-Koreaanse dorpje in de DMZ, Peace Village genaamd, deed de Noord-Koreanen besluiten ook een Dorp te bouwen met uiteraard hogere gebouwen. Omdat er echter niemand in dit dorp woont kreeg het in het Zuiden al snel de naam Propaganda-village.

De serieuze toon overheerst in het verhaal van korporaal Parker. HIj brengt onz naar een uitkijkpunt waar de noordelijk propaganda luidsprekers goed te horen zijn. De luidsprekers die meestal 24 uur per dag aanstaan brengen die dag een programma met de Noord-Koreaanse variant van de Top 40. Terwijl we uitkijken over Noord-Korea verteld hij over een aantal incidenten gedurende de afgelopen decennia, waarbij regelmatig doden te betreuren waren. In Korea gaan voorzichtige stemmen op over de eenwording van beide landsdelen. Op regeringsniveau ziet men de eenwording echter als een zaak voor de lange termijn. Tot het moment van eenwording zal Korporaal Parker nog heel wat rondleidingen kunnen verzorgen langs de laaste echte grens tussen het communisme en de vrije wereld.

Stappen in Seoul

Iroshi komt de kamer binnenstuiven met een erg verhitte blik. ‘Ooh, it’s hot’ weet hij er nog net uit te brengen terwijl hij het minieme raampje van onze kamer in de Bando-jeugdherberg opengooit. Hij heeft gelijk; het is heet en vochtig in Seoul en de airconditioning werkt niet overdreven hard. Het Bando Youth Hostel is meer afgestemd op de betere Koreaanse middenklasse dan op buitenlandse low budget-reizigers. De slaapzalen op de vierde verdieping zijn eigenlijk twee-persoonskamers waar het management zes bedden ingeperst heeft. Ondanks dit efficiënte gebruik van ruimte is de opbrengst per kamer blijkbaar niet hoog genoeg. Er wordt dus ook bespaard op het energiegebruik, op de andere verdiepingen is het aanmerkelijk koeler. Daar staat tegenover dat de kamer is uitgerust met een televisietoestel. Zonder aan televisie verslaafd te zijn is het na drie weken lekker om weer eens verstaanbaar nieuws te horen, ook al is de bron AFKN, de Amerikaanse legerzender enigszins gekleurd.

  • Naar dat nieuws zit ik op zaterdagavond te kijken wanneer Iroshi de kamer binnenstuift. Ik overweeg even om hem uit te leggen dat de airconditioning alleen werkt als het raam dicht is, maar besluit de moeite niet te nemen. Iroshi heeft de avond tevoren getracht mij uit te leggen in welke fase van welke opleiding hij zit. Ondanks zijn voor een Japanner alleszins acceptabele Engels lukt het niet echt. Omdat hij eveneens heeft verklaard a-technisch te zijn, probeer ik het maar niet met de airco. Iroshi is een beetje een Japans buitenbeentje. Het komt er op neer dat hij zich nogal individualistisch opstelt, een houding waarmee je in de BV Japan niet echt vrienden maakt. Het feit dat Iroshi alléén door Korea reist, terwijl zijn landgenoten dat in goedgedresseerde kuddes doen, spreekt boekdelen. Iroshi heeft me uitgenodigd voor een avondje uit in Seoul. Stappen in Seoul is geen probleem. Zowel in het centrum als in de buitenwijken stikt het van kleine restaurantjes en gezellige kroegen. De inrichting is vaak minimaal, maar daar staat tegenover dat het eten redelijk goedkoop is. Zolang je de tenten mijdt waar naast een koele pils een warme juffrouw wordt geserveerd, is ook drinken niet echt duur. Ik ben dus benieuwd wat Iroshi voor plannen in gedachten heeft. Hij wil het echter spannend houden en verraad niets. Ondanks het perfecte metrosysteem nemen we de bus. We stappen uit in de buurt van het Hyundai warenhuis waar Iroshi met mij in zijn kielzog meteen naar binnen loopt. Voor ik goed en wel besef wat er gebeurd staan we op de bovenste verdieping waar Iroshi stralend wijst naar een restaurant dat door het royale gebruik van witte vlaggen met een rode zon niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. ‘Japanese Food’ zegt Iroshi ten overvloede met een gelukzalige glimlach op zijn gezicht. Uiteraard kan ik nu een discussie beginnen over zijn individualistische aard maar ik besluit hem zijn lol te gunnen en stort me op de rauwe vis. Na een uur staan we weer buiten waar Iroshi meteen de bushalte opzoekt. Ik begrijp dat de wilde zaterdagavond bijna afgelopen is en volg hem naar ons hotel. In de jeugdherberg valt Iroshi op zijn bed als een blok in slaap. Als alternatief voor een avond doorzakken herhaalt AFKN voor mij ‘Golden Girls’.

Kamsa Hamsamida

Iedere vakantie schijn je recht te hebben op een percentage onaardige mensen. Waar je ook komt, er zijn narrige obers, vervelende treinconducteurs en onaardige politieagenten. Korea vormt een uitzondering. Gedurende drie weken rondreizen ben ik alleen maar aardige, behulpzame mensen tegengekomen. Mijn beperkte kennis van het Koreaans werd geduldig geaccepteerd en een duim in de lucht betekende binnen vijf minuten een lift. Drie seconden hulpeloos rondkijken op een kruispunt leverde meer dan eens een gids op die een half uur uittrok om te helpen het gezochte adres te vinden. En wanneer ik alle uitnodigingen om een hapje mee te eten aangenomen zou hebben, zou ik tien kilo zwaarder weer thuisgekomen zijn. Deze vriendelijkheid maakt dat je je in Korea niet alleen toerist, maar ook thuis voelt. Daarom: bedankt Korea, of op zijn Koreaans: Kamsa Hamsamida. 1991

Een reactie op Korea

  1. Reisfamilie zegt:

    Dag Tom,

    Ik heb geen enkel bezwaar tegen het plaatsen van Links op jouw site. Het (gratis) leveren van content aan een commerciele site vind ik iets heel anders en daar heb ik dus wel bezwaar tegen.

    Groetjes,

    Hans

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.