Het verslag van onze trip naar Thailand, Laos, Maleisie en Singapore,
Voorpret
De reisfamilie is er weer bijna klaar voor. We gaan dit jaar naar Thailand, Laos, Maleisië en Singapore. We gaan ook weer duiken en omdat het al even geleden was, was het tijd om de vaardigheden op te frissen. Zeg maar je weer even bewust onbekwaam voelen. Onder de bekwame leiding van de instructeurs van Divepost kwamen de vaardigheden weer snel naar boven. En we hadden ook nog tijd om de SJCAM (knock-off GoPro) te testen. Volg ons vanaf 08 juli via Reisfamilie.nl.
Schiphol horror
Nou
euh, niet dus. Wij waren extra op tijd vertrokken, maar dat was niet
echt nodig. Binnen één uur nadat we de huisdeur achter ons dicht
getrokken hadden waren we ingecheckt, door de veiligheidscontrole en
langs de Marechaussee. Ik heb Op ‘normale’ dagen wel veel erger
meegemaakt. Na twee en een half uur wachten, shoppen en een pizza en
caesar salad later mogen we over een half uur aan boord.
Later!
Een boutique airline, een calzone en nog wat
Het is in inmiddels 2015 locale tijd in Chiang Rai en een deel van de reisfamilie is al 30 uur wakker. Slapen op een vliegtuig blijft een vaardigheid die niet iedereen onder de knie heeft. Waar een kwart van de reisfamilie van de elf uur vliegen met KLM de helft sliep, gold dat voor driekwart dus niet. En toen waren we pas in Bangkok. We hadden een overstap van 3,5 uur om daarna door te vliegen met Bangkok Airways, the boutique airline. Waar andere maatschappijen vooral downgraden, gaat Bangkok Air de andere kant op. Op een vlucht van dik een uur wordt een warme maaltijd geserveerd en iedereen heeft toegang tot de lounge. Niet overdreven allemaal, maar wel plezierig, zeker ook met drie kwartier vertraging. We nemen op het vliegveld een taxi, worden getild voor 75 cent en zijn nog geen vijftien minuten later in het NAK Nakara Hotel, waar we zo ingecheckt zijn. Na wat reorganiseren op de kamers, lopen we naar de saturday night walking street, een nachtmarkt vooral voor locals.
Dat varken hebben we niet gegeten, want het regende wel erg hard.
Gelukkig zit om de hoek van het hotel een pizzaria en een Thai, dus met
slim combineren, at iedereen waar hij zin in had en de pizzaria bezorgde
ook bij de buren. Eerste Singha bier op; de vakantie is begonnen.
Jetlag, eten voor een goed doel en wat Wats
Een
beeld zegt meer dan 1000 woorden en in die zin is bovenstaand beeld een
treffende beschrijving van de dag. Het ging een beetje traag, maar wat
wil je ook met een tijdverschil van zes uur en die dertig uur zonder
slaap. Hans is de enig die rond negen uur semi fris van het geweldige
ontbijt geniet, de rest van de reisfamilie ligt dan nog massief op één
oor. Ook na de reveille rond 11 uur duurt het dik twee uur voordat
iedereen gewassen, geschoren en ingesmeerd is met zonnebrandmiddel en
DEET.
Rond 1400 uur is het wel tijd voor een stevige brunch en die genieten we bij Destiny Restaurant. Een erg goede keus, met prima westers en Thais eten. Wat ook aardig is, het restaurant maakt deel uit van het Destiny Rescue Project dat meisjes red en beschermt tegen slavernij en sexuele uitbuiting. De koks en serveersters zijn allemaal geredde meisjes. Dat wisten we niet van tevoren, maar het zorgt ervoor dat het eten nog beter smaakt.
Na de maaltijd wandelen we door een bui naar Wat Pra Keow. De tempel van de smaragden Buddha. Heel oplettende lezertjes weten dat we daar eerder zijn geweest, maar dan in Bangkok. Het is bijna dezelfde Buddha, want die is zo’n 700 jaar geleden ontdekt toen de bliksem insloeg in deze tempel in Chiang Rai. Via slinkse manipulatie en allerlei omwegen is die Buddha uiteindelijk in Bangkok terechtgekomen. De Chiang Mai tempel zat dus een eeuw of zes zonder Buddha, totdat een rijke chinees hem een paar jaar geleden liet namaken. Van jade, het materiaal waarvan de originele versie overigens ook gemaakt is. Overigens geen perfecte kopie, want perfect is alleen Buddha. Deze is 0,1 centimeter kleiner.
In de tempelvijver zitten trouwens heel bijzondere schildpadden, waarvan wij dachten dat ze licht gehandicapt of mutanten waren. Het blijken Chinese Softshell Turtles te zijn. Apart.
We wandelen door naar Wat Phra That Chom Thong, Een tempel die het spiritueel middelpunt van de stad vormt (en daar dus anderhalve kilometer vandaan ligt. Tegen de tijd dat we de heuvel opgeklommen zijn hebben het wel een beetje gehad, een beetje teveel op zo’n tweede dag zeg maar. Door een stortbui lopen we terug naar het hotel. Wat relaxen en voor de tweede keer eten we bij A-Residence, lekker Thais met vriendelijke eigenaars. Advertenties
Een Roy Donders tempel, een oma op je rug en een sound en light spektakel
De
tweede volle dag en we hebben afgesproken om om een uur of negen te
gaan ontbijten. Nog niet iedereen is over de jetlag heen, dus het gaat
met wat horten en stoten. Hans pakt met Frank en Marit een Ueber naar de
Witte Tempel, Mirjam blijft in het hotel om nog wat bij te slapen.
Wat Rong Khun bij de farangs beter bekend als de Witte Tempel, is een
hedendaagse en onconventionele boeddhistische tempel als je Wikipedia
mag geloven. Hij is ontworpen door Chalermchai Kositpipat in 1997. Wat
Rong Khun is gebouwd in een witte kleur om de reinheid van Boeddha weer
te geven. Met witte mozaïek wordt de wijsheid van Boeddha weerspiegeld.
De tempel is nog aanbouw, rond 2070 moet ie af zijn. Zeg maar de Segrada
Familia van Gaudi, maar dan ontworpen door Roy Donders. Veel
glittertjes en strass, maar het mag allemaal weinig kosten. Het is
verder vooral wit pleisterwerk en Gaudi zou zich omdraaien in zijn graf
als hij wist dat hij er mee geassocieerd werd.
De term tourist trap is hier dik van toepassing en ze komen in grote
hoeveelheden. Waar het in Chiang Rai verder opvallend rustig is, hangen
ze hier met de benen buiten. Het zijn vooral Chinese toergroepen die
zich voor 50 baht p.p. door de attractie heen laten jagen. Het
gemiddelde bezoek duurt denk ik niet meer dan 7 minuten, waarvan er vier
besteed worden aan het aan en uittrekken van de schoenen, nodig om de
oninteressante binnenzijde van de tempel te kunnen bezichtigen. We zijn
seriously underwhelmed en pakken snel een taxi terug naar de stad.
Alwaar we gestoomde broodjes eten in een restaurant, dat tevens
groothandel is, want overal zitten kinderen mie af te wegen en dumplings
en broodjes te vouwen en af te wegen. Kinderarbeid bestaat nog steeds.
Via een uiterst geëmancipeerd parkje wandelen we terug naar het hotel. Hans gaat zich Thais laten masseren (het blijft apart, een Thaise oma die met haar volle 45 kilo over je rug kruipt), de rest van de familie relaxed tot het tijd is om te dineren. Dat doen we weer bij Destiny, slechts kort onderbroken door DE avondattractie van Chiang Rai: het Clocktower Soud en Light spektakel. Misschien verraden we al iest wanneer we vertellen dat zowel de clocktower als het spektakel van de hand van dezelfde architect zijn als de Witte Tempel, maar oordeel zelf:
Richting Mekong met een net iets betere bus. Dus.
Vandaag
vertrekken we richting Laos, althans richting de grens met Laos. Het
ontbijt in het Nak Nakara hotel is weer overvloedig. Frank ontdekt dat
Tabasco saus op de rijst misschien niet een heel goed idee is, maar
verder geen problemen. We hadden het douchen even uitgesteld en met het
inpakken mee duurt het zo’n anderhalf uur voordat we weg zijn, keurig
weggebracht naar het busstation door de hotelshuttle en voorzien van
twee zakken Nak Nakara hotel chips. De bus naar de grensplaats Chiang
Kong gaat om 1200 uur, maar als we aankomen staat ie er nog; hij gaat
pas om half een.
Althans, deze bus. We klimmen aan boord en proberen alvast weer te
wennen aan het ware Azië-gevoel, totdat Hans uit zijn ooghoeken een
(marginaal) betere bus voorbije ziet komen waar ook Chiang Kong op
staat. Dat was dus de bus van 12 uur, maar dat vertellen ze je niet als
je in het oude barrel zit. Dik twee uur later zijn we in Chiang Kong, de
enige toegang tot Laos vanuit Noord Thailand. Oorspronkelijk moest je
met een bootje naar de overkant, maar die romantiek is er af,
tegenwoordig moeten farangs verplicht gebruik maken van de Friendship
bridge. We blijven vandaag nog aan de Thaise kant en checken in in het Day Waterfront Hotel bij de uiterst vriendelijke en behulpzame eigenaresse, die meteen aankomt lopen met bananen, water en een berg reistips.
Na wat chillen drinken we een gelikte smoothie bij het Café de Lao en
eten gebakken vis en noedels bij een wat vage Thaise tent. Frank en
Marit gaan terug naar het hotel en chillen verder op de kamer, Mirjam en
Hans zoeken een 7-11 voor de broodnodige proviand en bier en bezoeken
nog wat plaatselijke tempels. Je ziet dat de stad veranderd. Een hoop
guesthouses bij het oude veer zijn aan het vervallen. Meer naar het
zuiden richting de nieuwe brug wordt is het allemaal een stuk nieuwer en
dynamischer. Relaxed dagje, morgen heel vroeg op.
Langzaam de Mekong af met een biertje van een onvermijdbaar merk
Om om kwart voor acht weg te gaan, moeten we om half zeven op. Da’s
best vroeg, maar uiteindelijk is iedereen gewassen en geschoren en lukt
het ook nog om een continentaal ontbijtje naar binnen te werken in ons
uiterst vriendelijke Day Waterfront Hotel. Slechts een ding hebben we ip
ons hotelletje aan te merken: nylon lakens. Nylon lakens? Ja, nylon
lakens. We kunnen het afraden.
Met de minibus worden we naar de grens gebracht waar touroperator Mr Adisak van Nagi of Mekong ons
al staat op te wachten met een cadeau voor de dames. Een originele Nagi
of Mekong mini shopper. De mannen krijgen niks. Ook onze tourguide Sai
is er al om ons over de grens te loodsen, maar kikadewado, zo moeilijk
is het allemaal niet. Uitchecken in Thailand (30 seconden) met de
shuttlebus de Thai-Lao Friendship bridge over, aan de Laotiaanse kant
één pasfoto en drie formulieren inleveren en 35 dollar pp aftikken en we
zijn een nieuw land binnen.
Op de Mekong kun je kiezen uit een speedboat en een slowboat. Die
speedboten zijn zo bloedlink, dat de passagiers helmen dragen. En nog
komen er geregeld mensen om het leven als ze al speedend een rots raken.
Van de slowboat heb je de standaard variant, waar ze meer dan 100 man
op een boot stouwen, of de luxere, die wij dus kiezen. Op een gegeven
moment ben je geen backpacker meer, maar een flashpacker.
De luxe variant dus, met onbeperkt koffie, thee, water, lunch en een
reisgids. Het meandert lekker over de rivier. Het weer is bewolkt. Af en
toe valt er een buitje,
We maken wat foto’s en halverwege de middag bezoeken we een minderheden
dorpje. Opeens zit je weer midden in de derde wereld. Armoedige hutjes.
Er wordt varken geslacht omdat er vanavond een bruiloft is. Veel kleine
kinderen die met nog kleinere kinderen rondsjouwen.
Is het aapjes kijken? Door de taal is er weinig interactie, al kom je
met handen en voeten een eind (zo weten we nu dat babies ingeënt worden
tegen polio). Volgens Sai wisselen ze de te bezoeken dorpen voortdurend
af, zodat niet één gemeenschap overbelast wordt. Er wordt ook niet
gevraagd om geld of zo, maar toch…. Nou ja, toch een vriendelijk bezoek.
Tijd voor het eerste biertje van de dag. Uiteraard een Beer Lao. Het
merk waar Laotianen trots op zijn. Er schijnt ander bier te koop te
zijn….
….. maar schijnbaar niet in Pak Beng, het dorpje waar we overnachten bij Duang Pasert Guesthouse. We hebben Indiaas gegeten bij Hassan. Uiteraard met een biertje van het onvermijdelijke merk.
Mekong, the moevie
De
trip van Houayxay naar Luang Prabang duurt dus twee dagen. Pak Beng
ligt ongeveer op de helft en dus is hier een logische toeristenindustrie
ontstaan die gericht is op gasten die maar één nacht blijven. ‘S Avonds
komen de toeristen aan, worden gelegerd en gevoed, slapen en vertrekken
de volgende ochtend weer rond 8 uur, waarna de kamers worden
schoongemaakt voor de volgende ronde. Groundhog Day zeg maar. Vroeger
interesseerde het de uitbaters van restaurants en hotels geen drol wat
voor kwaliteit ze leverden, de gasten kwamen toch niet terug. Da’s met
internet, TripAdvisor en Google wel veranderd; door de recensies is de
kwaliteit van de prestaties aanmerkelijk verhoogd.
Het ontbijtje in ons hotel is dan ook prima. Startprobleempjes zorgen
dat alleen Hans er van geniet, maar voor de rest van de reisfamilie
wordt een keurig ontbijtpakket geregeld met stokbroodjes ei, bacon en
sla en vers fruit en jus d’orange. Vanaf volgend jaar wordt en een dam
gebouwd in de Mekong, waardoor de trip rechtstreeks niet meer mogelijk
is. De locals zijn bang voor wat dat met hun handel zou kunnen gaan
doen.
Precies om 8.00 uur zijn we bij de boot voor voor een nieuwe dag
relaxen op de Mekong. De dag begint goed met een blik op olifanten aan
de andere zijde van de Rivier. De trip wordt na drie uur onderbroken
voor een bezoek aan een weefdorpje een paar uur later met een bezoek aan
de Pak Ou Caves..
Het weefdorp is duidelijk ingesteld op toeristen. Zo gauw de boot
aanmeert staan de kinderen boven de twee jaar al te wachten om armbandje
te verkopen. De moeders stormen even later naar buiten om hun met de
hand geweven sjaals uit te spreiden en aan te prijzen. Hoewel er een
(één) weefgetouw staat, ziet de aangeboden handelswaar er opmerkelijk
industrieel uit. Zo ook de paarse sjaal hierboven (die inmiddels
eigendom is van Hans). Maar het kost allemaal geen drol, je helpt de
lokale economie en Mirjam en Marit kopen alle resterende armbandjes van
de meisjes.
De tweede stop is een bezoek aan de Pak Grot, een half uurtje voor we in
Luang Prabang arriveren. Een heilige plek bestaande uit twee grotten
met meer dan 4000 Buddha beelden.
O ja, die Moevie. Een beetje prutsen met de camera en iMovie leidt tot dit soort licht belachelijke trailers. Zeg niet dat we niet gewaarschuwd hebben:
Magisch Blauw, Leffe en Stouverai
De
Kuang Si waterval is misschien wel de grootste toeristenattractie van
Luang Prabang. Magisch blauw water, waarin het goed baden is. Omdat de
weersvoorspelling voor vandaag goed is en de rest van de week
waardeloos, is het een goede dag voor een wandeling door de natuur.
Na de gebruikelijke ochtendrituelen en een goed ontbijtje in ons
Maison Vongprachan hotel en nog meer ochtenrituelen en het wegbrengen
van 5 kilo was kunnen we naar de waterval toe. Na enig onderhandelen
zitten we in de Sŏrngtăaou, inderdaad zo’n pick-up truck met twee banken
tegenover elkaar.Nadat we nog een Fransman en Filipijnse opgepikt
hebben, begint het al snel keihard te regenen. Tot zover de beste dag
van de week.
De attractie is duidelijk te herkennen aan een groot parkeerterrein met
50 restaurantjes er om heen. Ook krijgen de bezoekers duidelijke
aanwijzingen omtrent kleding en gedrag. Gelukkig is het laagseizoen en
regent het pijpenstelen, dus het is niet al te druk. In de stromende
regen lopen we het park in en komen al snel bij de eerste waterval.
Niet magisch blauw dus. Omdat het regenseizoen is, wordt er erg veel
modder met het water meegevoerd, waardoor het dus magisch bruin wordt.
Dat maakt de waterval niet minder imposant; door de hoeveelheid water
eigenlijk nog meer . Alles bij elkaar cascadeert (is dat Nederlands?)
hij over 29 cascades heen. Het stopt langzaam ook met regenen, waardoor
het ook wat aangenamer rondwandelen wordt. Niet dat het voor Hans veel
uitmaakt, die is in deze landen toch altijd nat.
Er is genoeg te zien, qua natuur en er is ook een berenparkje, waar uit
gevangenschap gereede beren verzorgd worden. De beren werden in
gevangenschap gehouden voor speeksel dat verkocht wordt aan Chinezen.
Die hebben wel meer vreemde medicijnen. Ze zijn nu in ieder geval een
stuk beter af.
Na lunch met noodles en rijst duurt de terugreis met de songthaew wat
lang, op een of andere manier zijn we de Fransman en Filipijnse
kwijtgeraakt (of ze hebben elkaar gevonden?). Na een uur wachten is het
welletjes en rijden we terug naar Luang Prabang.
’s Avonds eten we Vlaams bij The House, een Belgish restaurant met, inderdaad, zeker 15 verschillende Belgische bieren. Het Stoofvlees is heerlijk, de hamburger ook, maar denk niet eens aan een pizza wanneer je hier gaat eten.
Geen monniken, een markt, een berg(je) en een grote muizenbroer
Een van de dubieuze hoogtepunten van een bezoek aan Luang Prabang is de
‘Alms Gicong Ceremony’, waarbij monnikken ’s morgens langs de straten
gaan om hun kostje bij elkaar te bedelen. Niks mis mee, doen ze al
eeuwen, de dubieuze kant is dat het tegenwoordig een grote
toeristenbusiness is geworden, waar grote tourbussen op afkomen en
locals tegen afzettersprijzen inferieure voedingswaren verpatsen aan
toeristen. De monnikken gooien die zit dan 10 meter verderop achter de
rodendondrons, waarna de locals de spullen weer recyclen. Vooral Japanse
toeristen schijnen belachelijke bedragen te betalen voor een halve kilo
rijst en gedroogde noedels. Tijd dus voor uw wakkere reporter om van
dichtbij poolshoogte te nemen, ware het niet dat de monniken niet om
0600 uur voorbijtrekken, maar al om 0530. Morgen een nieuwe kans.
Misschien.
Dan maar naar de lokale ochtendmarkt, waar vooral veel etenswaar wordt
verkocht. Ook hier geldt het Chinese gezegde: we eten alles wat poten
heeft en geen tafel is. Meest opvallend was een mevrouw die via de
luchtpijp kippen aan het oppompen was. Keel openmaken, Fietspomp er in,
volpompen en knoopje in de luchtpijp. Het kan ook de slokdarm geweest
zijn. Sterk staaltje consumentenmisleidimg, want op deze manier zagen de
kippen er een stuk forser uit.
Na het ontbijt gaan we de stad in, of eigenlijk weer uit, want we
beklimmen Mount Phi Si. Nou is berg misschien wat overdreven voor een
heuvel die 100 meter boven de stad uit steekt, maar bij 32 -34 graden is
dat toch best veel (en door de vochtigheid een gevoelstemperatuur van
41 graden). Het water er stroomt harder uit dan dat het aan te vullen
is. De tempel op de berg is dik 200 jaar oud, maar de berg zelf is al
veel langer een heilige plaats. Dit is weer een van die plekken waar
Hanuman, de apenkoning uit de Ramayana, ooit een berg heeft neergegooid.
We
dalen af naar de stad, nemen een fruitsapje en bezoeken het voormalig
koninklijke paleis. Tot 1975 was Laos een monarchie, maar in 1975 nam de
communistische Pathet Lao de macht over en werden de koning, zijn
vrouw, de kroonprins en de broers van de koning naar een
heropvoedingskampmgestuurd, waar ze ‘verdwenen’. Foto’s maken mocht
eigenlijk niet in het paleis, maar die hierboven was te bijzonder. Ho
Chi Minh maakt in 1963 een dansje met de koning tijdens een bezoek aan
Laos.
Aan het eind van de middag bezoeken Hans en Mirjam Big Brother Mouse,
een project dat tot doel heeft de arme bevolking vanL aos te leren
lezen. Daarnaast wordt er veel aandacht besteed aan het leren van
Engels. Dagelijks zijn er ’s morgens en ’s middags “conversatielessen”,
die gegeven worden door vrijwilligers, meestal toeristen. In het
kantoortje van de organisatie zitten zeker 45 leergierige tieners en
twens die gretig alles opzuigen wat er verteld wordt. Erg leuk om te
doen en je leert er zelf ook weer van.
Waar het pad ophoudt en waarom iedereen toergids wil worden in Laos.
Na een rustig ontwaken en ontbijt nemen we de tuktuk naar de Mekong en
charteren een hele boot om ons naar de andere kant te brengen. De
onvolprezen Hobomaps heeft ook een
hike map van Chompet, het gebied aan de andere kant van de rivier. Nu is
Luang Prabang al redelijk ontspannen, maar in Chompet zit je meteen
echt op het rustige platteland. Eerst lopen we nog door het dorpje
Chompet, dat een net betonnen straatje heeft, een tempel en veel dorst
blijkbaar, want overal staan grote stapels lege kratten BeerLao. Het
betonnen pad gaat al snel over in een modderpad, dat min of meer de
rivier volgt tussen de bomen door langs een aantal tempels.
Het modderpad gaat op eeen gegeven moment over in een betonnen
paadjesteil tegen de heuvel op , dat beton stipt, maar we volgen keurig
volgens de aanwijzingen van hobomaps de wit gele betonnen paaltjes.
Steil de heuvel op, bij 34 graden valt wat tegen, zeker als het pad
modder is, zeker als de begroeing steeds meer over het pad heen gaat,
zeker als de helft van de reisfamilie blote benen heeft. Er wordt licht
gekankerd, maar we bereiken de top bij deze heilige plek:
Het pad gaat verder, maar wordt steeds minder duidelijk. Gelukkig hebben
we onze paaltjes nog, dus we weten dat we de goede kant op glibberen.
Uiteindelijk komen we weer bij een breder modderpad en lopen in de
richting van een tempel aan de rivier, waar we hopen een boot te kunnen
regelen terug naar de stad. Dat lukt, we mogen meevaren met een Thais
stel dat zelf een boot had gecharterd. We lopen terug naar ons hotel en
komen nog een interessante Franse auto tegen, die ooit eigendom was van
de ‘verdwenen’ koning. De rest van de middag komen we bij in het hotel.
Met de hele familie gaan we tussen 5 en 7 naar naar Big Brother Mouse om
te praten, spelen, lachen en zingen (nou ja, Hans dan toch) met
ijverige studenten. Er zijn er die net een maand Engels hebben en vooral
willen weten hoe je heet (na een uur gaat dat licht vervelen), maar er
zijn er ook die op de universiteit zitten. En dan leer je zelf ook weer.
Bijvoorbeeld dat het salaris van een leraar tussen de 150 en 200 euro
per maand bedraagt, waarvan je niet eens een huis kunt huren en je dus
gedwongen wordt in de dormitory van de school te slapen. Waarvoor je dan
ook nog eens 50 euro betaald. Een toergids verdient al gauw 400 tot 500
euro per maand als ie Engels spreekt en meer dan het dubbele voor
exotische talen als Spaans en Italiaans. Logisch dat veel van de
kinderen toergids willen worde..
We eten in een restaurantje op de veranda van een woonhuis tegenover ons hotel. Vier tafeltjes, hoekje voor de keuken, maar lekker eten. De kok spreekt uitstekend Engels. Dat heeft ze geleerd van haar man, die ooit haar leraar was. Tegenwoordig zijn ze getrouwd en is hij geen leraar meer, maar toergids….
De mooiste tempel, we hoefden geen berg op en eigenlijk was Buddha een communist.
Hoewel
het erg hard regent (het is pas 1800 uur en er is vandaag al vijf
centimeter regen gevallen) trekt drie kwart van de reisfamilie er met
paraplu’s er toch op uit om een bezoek te brengen aan de mooiste tempel
van Luang Prabang. Onderweg scoren we een originele baguette, want de
Fransen hebben ook wel wat goede dienden achtergelaten in het land.
Wat Xieng Tong, oftewel “de tempel van de gouden stad” is de oudste
en ook meest originele tempel van de stad, ligt gelukkig niet op een
berg en de enige die nog nooit is afgebrand. Met dit soort reden denk je
dat er nooit iets in de fik kan in dit land, maar in het droge seizoen
regent het soms een paar dagen niet. De oorsprong van Luang Prabang
(oude naam: Chiang Thong; inderdaad, gouden stad) ligt in de
vergetelheid, maar de stad duikt voor de eerste keer op wanneer ze in de
8e eeuw na Christus veroverd wordt door Kun Lo, een Thaise prins. De
geschiedenis van Laos en Thailand is dan ook erg verbonden,
oorspronkelijk was het een land, of beter een verbond van vorstendommen
aan beide zijden van de Mekong.
De huidige tempel werd gebouwd in 1559 en 1560 onder de toenmalige
koning Setthathirath. Sindsdien is het ook altijd de koninklijke tempel
geweest, totdat de communisten in 1975 een abrupt einde maakten aan de
monarchie. De koninklijke connectie is ook duidelijk zichtbaar aan de
mozaïeken op de binnen- en buitenkant van de tempel. Die zijn van
dezelfde kunstenaar(s) die ook de binnenzijde van het koninklijk paleis
decoreerden. Er waren nogal wat mozaïek tegeltjes over nadat hè paleis
af is en de koning liet die vervolgens aanbrengen op de tempel.
Wat steeds weer opvalt zijn monniken op excursie, compleet met camera’s
en smartphones en selfies makend voor Buddha beelden. Da’s dan weer iets
wat toeristen uitdrukkelijk verboden wordt,maar hier kan het blijkbaar.
Net als in Thailand gaan monniken niet perse voor hun hele leven het
klooster in, maar doen gewoon een jaartje dienstplicht. Het is ook wel
leuk om te zien hoe de communisten met Buddha omgaan. Laos is een
volksrepubliek en de communisten zijn natuurlijk wars van alles wat met
religie te maken heeft. Anders dan andere communistische staten waar
godsdienst repressief de kop werd en wordt ingedrukt, koos de Pathet Lao
voor een heel andere benadering.
Pathet Lao ziet geen verschil tussen de leerstellingen van het
Budhisme en die van het communisme.ze de-interpreteerden het leven van
Buddha en zien zij afwijzing van zijn koninklijke status en alle
wereldse zaken als een socialistische daad. Daarbij wilde Buddha het
beste voor alle mensen en wees hij standen en status af. Buddha was
voorstander van een klassenloze maatschappij, althans in de gedachten
van de Pathet Lao. Als je nagaat dat beide ideologieën ook nog eens het
geluk van alle mensen nastreven en een einde willen maken aan alle
lijden, dan is het duidelijk: eigenlijk was Buddha de eerste communist.
Overigens wordt het met deze aanpak niet helemaal gezeillig voor de
monniken en het Budhisme in Laos. Monniken moeten verplicht
communistische teksten bestuderen en de Sangha (de gemeenschap danwel
het Buddhistisch leiderschap) loopt aardig aan de leiband van de
regering. Overigens: communist of boeddhist, als vrouw tel je in beide
gevallen niet mee in Laos. Zo moet je om het Nirwana te bereiken eerst
gereïncarneerd worden als man, voordat je in aanmerking komt.
We eten een hapje bij Kamphaen, opnieuw een van de goede doelen die kinderen wil beschermen tegen (sexuale) uitbuiting. Het lijkt nou net of we allemaal goede doelen aan het afgaan zijn, maar da’s voor het grootste gedeelte toeval. Je kunt er gewoon lekker eten. Door de regen die inmiddels overgegaan is in miezer doen we wat boodschappen en lopen we terug naar het hotel. Hans haalt de was en gaat wat boardingpassen printen, de rest relaxed tot de avondmaaltijd. We eten weer bij het Bamboo Garden Restaurant. Geen goed doel, wel goed eten.
Happy nice view at the banana pancake trail
Zo’n uitzichtje is natuurlijk nooit weg. Ons guesthouse heet dan ook
nice view guesthouse. En een van de twee kamer ruikt ook nog goed, de
andere iets minder, maar a la, voor 16 euro per nacht kun je geen
armoede leiden. En een royale rondgang van de receptionist maakt ook
kamer 2 zeer acceptabel. We zitten inmiddels in Vang Vieng en om daar te
komen hadden we vandaag een hele minibus voor de reisfamilie afgehuurd.
De flashpackers gaan er weer voor, maar als je nagaat dat ze normaal
tot 16 paxen in zo’n bus proppen voor 120.000 kip per persoon, dan is
800.000 kip voor vier personen voor een hele bus helemaal niet slecht.
We nemen de nieuwe weg van Luang Prabang naar Vang Vieng. Die loopt
door de bergen tot bijna 2000 meter hoogte. In de natte tijd treed er
wel eens een aardverschuiving op, zoals je op het filmpje kunt zien.
Da’s dan ook meteen het grootste gevaar waaraan we zijn blootgesteld
tijdens deze trip. Als je de reisadviezen moet geloven zijn we echter
aan diverse rampen ontsnapt. De afgelopen twee jaar zijn er een paar
bussen beschoten en is er een bomaanslag gepleegd op chinezen. Totaal
aantal doden 4. Natuurlijk erg, maar waarom dat leidt to paniek bij het
ministerie van Buitenlandse Zaken is totaal onduidelijk. Hebben jullie
al negatieve reisadviezen gezien voor België, Frankrijk, het Verenigd
Koninkrijk en Duitsland om maar eens een paar landen te noemen? Neen
dus, terwijl dat de afgelopen tijd heel veel meer mensen door
terroristische aanslagen om het leven zijn gekomen. Willen we onze
EU-partners niet voor het hoofd stoten of zo? Nou ja, je loopt dus
overal risico’s, al zijn die hier in Vang Vieng van een heel andere
orde.
Dit plaatsje ligt keihard op de backpacker route, oftewel de banana
pancake trail. Die trail is de onofficiële reisroute die je gehad moet
hebben om een beetje mee te tellen als rugzakreiziger. En natuurlijk
speelt de plaatselijke commercie daar op in. Zo kun je ontbijten met die
bananenpannekoek, maar er zijn ook allerlei ‘happy’ gerechten te
verkrijgen naast bovengenoemde ballon met lachgas. Zo zijn er happy
pizza’s happy pancake, happy omlets etc. etc.. Wat ze er allemaal
instoppen aan verdovende middelen (wiet, metamphetamine, paddestoelen,
opium) mag Joost weten, maar het gaat allemaal open en bloot. Totdat de
politie komt en je voor 500 dollar je paspoort mag terugkopen. Geen
bonnetje en je hoeft ook niet met je ambasssade te bellen.
’s Avonds eten we Thai Lao fusion (groene curry, papayasalade en Larp) bij het Green Restaurant tegenover ons guesthouse. The pizza’s waren precooked of reheated. Minder dus. Morgen bananenpannenkoek denk ik.
Gooi je haar los en ontspan….
Het
was ons opgevallen dat er wel heel veel beelden van vrouwen met lang
haar bij de Laotiaanse tempels stonden. We hadden haar al Repelstreeltje
gedoopt, wat natuurlijk compleet fout is. Repelstreeltje was een
kwaadaardige dwerg die een molenaarsdochter hielp goud uit stro te
spinnen en die van het sprookje met de lange haren heette Raponsje. Al
denkt iedereen behalve Hans dat dat eigenlijk Rapunzel is. Maar goed,
tijd dus om eens even te googelen.
De beelden betreffen afbeeldingen van Phra Mae Thorani, oftewel Moede
Aarde. Haar beeltenis is sterk verbonden met Buddha, de verlichte. Nou
kwam die verlichting niet van zelf. Ook Buddha is vele keren
gereïncarneerd, waaronder 123 keer als een dier. In een van die levens
zat Buddha als Bhodisathva te mediteren onder een Bodhi boom met als
doel om uit de eeuwige cyclus van reïncarnatie te ontsnappen. Hij nam
zich voor om er te blijven zitten tot hij eindelijk verlicht zou zijn.
Na 7 jaar onder de boom was zijn lichaam behoorlijk gesleten.
Op dat moment verscheen Mara, de duivel, die uit jaloezie wilde
voorkomen dat Buddha het einddoel zou bereiken. Mara probeerde Buddha op
alle mogelijke manieren te verleiden, maar dat lukte dus niet.
Vervolgens zette hij zijn leger in bestaande uit zijn dochters om Buddha
onder zijn boom vandaan te krijgen. De goden die over Buddha waakten
peesden er tussenuit en Buddha was overgeleverd aan Mara. Toen raakte
Buddha kort de grond aan en riep de godin van de aarde op. Die
verscheen in de vorm van een bloedmooie jonge vrouw: Phra Mae Thorani
dus. Ze kneep in haar haar, er ontstonden grote stromen water en die
spoelden Mara en zijn leger weg. Buddha’s verlichting was gered.
We hebben vandaag een ontspannen dagje. We spreken een uitstapje voor
morgen af en bezoeken twee tempels. Het zal wel de specifiek lokale
kunst zijn, maar in een aantal afbeeldingen en beelden ziet Buddha er
uit alsof ie te veel aan de plaatselijke happy pizza heeft gezeten.
We relaxen wat op ons balkonnetje en Hans en Mirjam gaan voor een massage bij de Mandarina Spa. Mirjam heeft mazzel met een gemotiveerde masseuse, die van Hans “is just going through the motions”. Maar alles bij elkaar toch wel redelijk ontspannend.
Natter wordt het niet
We worden wakker terwijl het buiten erg hard regent. De wolken hangen
ongeveer 50 meter boven Vang Vieng en het weerbericht zegt regen, regen
en regen. Jammer, want we hadden gisteren een tour afgesproken bij VLT tours.
Onze specifieke wensen konden gemakkelijk ingevuld worden, alles kon
eigenlijk, we gaan een halve dagtoer doen bestaande uit een bezoek aan
twee grotten en daarna 15 kilometer kayakken. Licht overmoedig dat
laatste, maar alleen het zuipstukje doen, war ook de tubers
langsdobberen leek ons niet echt leuk.
We worden om 0900 uur opgehaald met de songthaew waar al twee
Nederlandse meisjes en een Singaporese zitten. We pikken de kayaks en de
lunch op en terwijl we het dorp uitrijden, houdt het gelukkig op met
regenen. We droppen de Singaporese met een gids en een kayak en rijden
met zijn zessen door naar ons startpunt. Een half uurtje later zijn we
op de bestemming en lopen tussen de rijstvelden over heel modderige
wegen naar de eerste grot Tham Loup.
Dat kleine mannetje dat voorop loopt is onze gids Thau. De eerste grot
Tham Loup is moeilijk te bereiken, je moet er over allerlei glibberige
rotsen en bamboe trappen naar toe en ook binnen is het nat en modderig.
Wel leuk, zo’n grot die niet helemaal dichtgeplaveid is voorzien van
sfeervolle gloeilampverlichting. Je kunt er gewoon in zonder te betalen
zelfs. Dat geldt ook voor de tweede grot Tham Noi, die wat gemakkelijker
te doen is, daar loop je zo naar binnen. Helaas geen foto’s, geen flits
bij vandaag.
Thau maakt een lekker lunch met gebarbecuede sjaslick, rijst met
groentjes en een stokbroodje. Daarna lopen we terug naar de rivier en
laten we de kayaks te water. Op dat moment is het mooie weer ook over en
begint het niet een beetje, maar keihard te regenen. Marit ziet het
kayaken niet meer zitten en wordt even later opgepikt en keurig bij ons
guesthouse afgeleverd. Wij vertrekken wel met Mirjam en Thau in de ene
kano en Frank en Hans in de andere. En net dat je denkt kan het nog
harder gaan regenen? Ja dat kan dus, zonder overdrijven zo hard dat de
contactlenzen uit je ogen beginnen te spoelen. Na 2 minuten zijn we
doorweekt, en daarna maakt het allemaal niks meer uit. We peddelen
anderhalf uur door de regen, die varieert tussen hard en tropische
stortbui, maar het gaat eigenlijk best wel goed, al hebben we allemaal
nu al spierpijn in de bovenbenen.
Na anderhalf uur stopt het ongeveer met regenen en het laatste half uur
is ook een stuk rustiger met minder stroomversnellingen en zo. We
arriveren in Vang Vieng op 100 meter van ons guesthouse, bedanken Thau
en lopen vrolijk terug naar huis om de natte kleren uit te doen. Die
schoenen komen waarschijnlijk niet meer goed deze vakantie. But who
cares, geweldige dag, tijd voor een biertje.
Overigens, de foto’s zijn vandaag gemaakt met de SJCAM 5000, een GoPro knock-off. Doet het prima, en met de speciale behuizing is ie ook waterdicht: kijk maar:
Wildlife. Van de ongewenste soort.
Disclaimer: dit verhaal gaat niet over het beest hierboven. Maar even
terug. Vandaag hebben we een reisdagje naar Vientiane. Na het ontbijt
bij Green Reetaurant met vier broodjes omelet en fruitsalade, haalt mr.
Vongsavanh ons om 10 uur op. Om de trip een beetje te breken hebben we
een omweggetje ingelast via de Lao Zoo.
Dat is dus het welkomstbord, waarschijnlijk niet meer opgeknapt sinds de
communisten in 1975 aan de macht kwamen. Het ziet er allemaal niet
gelikt uit, maar het is ook niet zo slecht als de dierentuinen die we op
andere plekken in Azië wel gezien hebben. Er wordt in deze dierentuin
samengewerkt met het Laos Wildlife Rescue Center en met
dierentuinen wereldwijd om dieren te redden. Een deel van de verblijven
ziet er uit alsof ze in 1950 nieuw waren, maar een ander deel is
gloedjenieuw. Het stikt van de beren (veel gered) en de krokodillen
(fokprogramma voor bijna uitgestorven soorten). Voor Mirjam had dat
laatste niet perse gehoeven.
Na het bezoek aan de dierentuin zijn we een uur later bij ons
overnachtingsadres bij Vientiane. Op aanraden van Ingrid die in Laos
gewoond en gewerkt heeft overnachten we bij The Jungle House dat
gerund wordt door Mike en Sukiet Boddington, eem kwartiertje van het
centrum van Vientiane. Mooi eigen huis in de tuin, met een grote
woonkamer en twee slaapkamers. En natuurlijk enige huisbewoners in de
vorm van tjitjaks en gekko’s, want je zit wel in de Jungle.
Het verblijf is all inclusive, dus om zeven uur gaan we aan tafel met
Mike en Sukiet. Lekker eten, Laarp en aubergine en een gezellige
tafelconversatie. Tot het gaat over het wildlife dat niet in de
dierentuin wordt getoond, maar wel in en rond het huis scharrelt. Mike
vertelt met net iets te veel enthousiasme over alles wat rond en in het
huis kruipt of kan kruipen. Marit wordt steeds banger en Mirjam steeds
bozer over de (hopelijk, please, please) iets te sterk aangezette
verhalen over muggen, schorpioenen, slangen etc. etc.. Niet leuk, want
we moeten ook nog terug naar ons huisje, over een donker paadje tussen
de bomen door. En dan zit er ook nog een gigantische spin waar Frank ven
de nadruk op vestigt met zijn zaklamp.
Benieuwd of we vannacht nog slapen. Thanks Mike!
Pickup tour door de geschiedenis van Laos
Gelukkig heeft geen van de leden van de Reisfamilie vannacht bezoek
gehad van een Gecko, en zijn er ook geen zichtbare uitwerpselen te
bekennen. Buiten is het weer licht, dus iets optimistischer dan
gisterenavond lopen we door de jungletuin naar het grote huis toe. Mike
heeft een zeer uitgebreid ontbijt klaarstaan met o.a. fruit, yoghurt,
vruchtensappen, 5 soorten brood, een eitje naar wens en warme
croissantjes!
Daarna neemt Mike ons mee op een kennismakingstoer door Vientiane,
waarbij hij een uitbestekend verteller en een kenner blijkt te zijn van
de geschiedenis van Laos. De eerste schriftelijke vermeldingen over Laos
verschijnen net na het begin van onze jaartelling. Het waren
hindoeïstische koninkrijkjes van Khmer en Mon volkeren. In de achtste
eeuw begonnen Chinese Tai volkeren naar het zuiden te trekken, maar de
macht lag in die tijd bij de Khmer, het is ook in die tijd dat Angkor
Wat werd gesticht en uitgebouwd tot een gigantisch tempelcomplex. In het
begin van de dertiende eeuw trekt Dzengis Khan Zuid CHina binnen en
drijft een boel T(h)AI voor zich uit. In die tijd worden ook de eerste
Thaise koninkrijken gesticht in het gebied wat nu Thailand en Laos is.
Het beeld hierboven is van Fa Ngum, een Thai-Laotiaanse prins uit Luang
Prabang die een tijdlang aan het hof van de Khmer in Angkor Wat
verbleef. Toen de bevolking van Luang Prabang de macht van de Khmer
koningen begon te ondergraven, werd Fa Ngum door de Khmer naar Luang
Prabang gestuurd met een gouden beeld van Buddha en een leger om de zaak
naar rechts te richten. Onderweg bleken hij en zijn beeld behoorlijk
populair te zijn, hij kreeg een hoop aanhangers en dat was voor hem
reden om te breken met zijn Khmer bazen en voor zichzelf te beginnen.
Dat was ook het begin van Lan Xang, een van de grootste koninkrijken die
Zuid-oost Azië ooit gekend heeft. Van 1353 tot 1707 bleef dit
koninkrijk in stand en op de top van de macht besloeg het gote delen van
de gebieden op beide oevers van de Mekong van Zuid China, tot Noord
Cambodja. In 1707 ging het mis toen de toenmalige koning Sourigna Vongsa
overleed en zijn zonen dachten dat het slim was om het land op te
delen. Niet dus.
Vervolgens begint er een periode waar de koninkrijken elkaar voortdurend
bestrijden en ook de Thai regelmatig binnenvallen om te roven, moorden
en brandstichten. Op een van deze expedities wordt in 1779 de ‘Emerald
Buddha’ uit Luang Prabang gestolen en meegenomen naar Bangkok, waar hij
nu in Wat Pra Keaw te vinden is. De Laotiaanse koningen worden
schatplichtig aan de Thai en moeten jaarlijks belasting afdragen en ook
slavenarbeid verrichten in Bangkok. Een opstand van prins Anouvhong in
1829 ging jammerlijk mis en de Thai vernietigden heel Vientiane, of drie
tempels na. Tot het begin van de twintigste eeuw is Siam de baas in
Laos en wordt er ook grote schaal gehandeld in slaven.
Vanaf 1860 krijgen de Fransen belangstelling voor Zuid-oost Azië en
zenden ze expedities de Mekong rivier op. Ze worden allerhartelijkst
ontvangen en die ontvangst wordt nog beter als de Franse gezant Pavie in
1867 de koning van Luang Prabang red nadat Chinese Tai bandieten de
stad aanvallen. Vanaf die tijd zijn de Fransen nog meer welkom en Laos
wordt een protectoraat van Frankrijk. Laos werd gezien als achterland
van Vietnam en diende menskracht en grondstoffen te leveren aan Vietnam.
De Fransen vonden de Laotianen echter nogal lui en dus werden er juist
veel Vietnamezen verplaatst (gedeporteerd) naar Laos. In het gehele
gebied waren nooit meer dan een paar duizend Fransen aanwezig, de
militairen waarmee de boel in bedwang werd gehouden waren meest locals,
onde Franse officieren.
Tot 1920 zien de Franse Indo-China vooral als wingewest. Vanaf 1920
proberen de Fransen westerse normen, gezondheidszorg in te voeren en
publieke werken uit te voeren. Ook wordt Vientiane, dat na de
verwoesting in 1829 er verlaten bij lag, opgebouwd als het regionale
Franse bestuurscentrum. In Vientiane vindt je dan ook de nodige
overblijfselen in de vorm van Franse koloniale gebouwen.
.
Die foto heeft niks te maken met de geschiedenis van Laos. Poezeoortjes op een bromfietshelm; dat met een meisjesding zijn.
In de tweede wereldoorlog wordt het ingewikkeld. De Vichy-regering
blijft aan de macht in Indo-China tot 1944. Daarna wordt het vaag, de
Japanners bezetten centraal Laos, maar in de buitengewesten
blijvenFransen actief als guerrilla, ondersteund door Britse
bevoorrading door de lucht. Onder Japanse druk verklaart koning
Sisavangvong Laos onafhankelijk, maar eigenlijk wil hij dat de Fransen
gewoon terugkomen. Een paar neven van de koning zagen dat niet zitten en
Prins Souphanouvong, die opgeleid was in Hanoi en een vriendje was van
Ho Chi Minh richtte met hulp van de Viet Cong de Pathet Lao op. Nadat de
Fransen in Vitenam verslagen waren bij Dien Bien Phu trokken ze in 1954
ook weg uit Laos.
Tot 1975 is Laos een Koninkrijk. Officieel neutraal, maar praktisch
stiekem een vriend van de Verenigde Staten. Diezelfde VS bombarderen
Laos op een gruwelijke manier, vooral omdat langs de grens met Vietnam
de Ho Vhi Minh trail loopt waarover de Viet Cong haar troepen
verplaatst. Nadat de Viet Cong de Amerikanen uit ietnam heeft verjaagd,
steunen ze de Pathet Los nog meer, waardoor die in 1975 aan de macht
komt.
Tot zover de geschiedenis. Mike dropt Marit, Hans en Mirjam bij de
beste massagesalon van Vientiane voor een super massage. De salon is
opgezet door een voormalige directeur-generaal van het ministerie van
volksgezondheid en alle masseuses hebben een fysiotherapie opleiding
gehad.
Samen met Mike doen we boodschappen in een erg luxe supermarkt, waar
flessen wijn worden verkocht die meer kosten dan het gemiddeld
maandinkomen van een Laotiaanse onderwijzer. En dat in een land waar 60%
van de bevolking buiten de monetaire economie leeft.
’s Acconds eten we weer heerlijk bij Soukiet. En wennen een beetje aan de jungle. Het valt volgens Mirjam eigenlijk wel mee hoor. Die ghekko’s hebben weinig zin om door ons onder de voet gelopen te worden. Ze zitten bij het plafond en laten niet al te veel vallen. Ook het junglepad went: naar de woning van onze superlieve en intelligente gastheer Mike en gastvrouw Sukyet. Er zitten allerlei beestjes en iets te grote spinnen, maar we zijn nog niet aangevallen. En de relaxte houding van Mike en Sukyet slaat een beetje op ons over… eerlijk gezegd een heel goed plekje dit.
No Passing A Grass
Gisteren hebben we de windshield tour gedaan met Mike Boddington,
vandaag bezoeken we een aantal van de plekken die we vanuit de auto
hebben gezien. Exclusief Marit, want die heeft een nagel die vervelend
haar grote teen aan het ingroeien is, dus die blijft een dagje bij de
cottage. Het is droog vandaag en meteen ook erg heet: 33 graden, voelt
als 38. Mamachoco is het daar niet mee eens, zij denkt dat het minstens
als 41 voelt.
We beginnen bij Pha That Luang, een stupa uit de 16e eeuw en meteen ook
het nationale symbool van Laos. Je vindt hem terug in het wapen van
Laos, op het geld en op allerlei overheidsgebouwen. Hij is dus
retebelangrijk, maar ook wel een beetje saai.
Voor de stupa worden vogeltjes verkocht, die je bij de tempel kunt
vrijlaten om de goden gunstig te stemmen. Als ik god was zou ik gunstig
gestemd zijn als de vogeltjes nooit gevangen waren, maar ’s lands wijs,
’s lands eer zullen we maar zeggen.
Dan is er bij Wat That Luang Tai die naast de stupa ligt veel meer te
zien. Kleurrijke beelden, houtsnijwerk en allerlei leuke kleine
gebouwtjes. Die grote liggende Buddha bovenaan is ook verbonden aan deze
tempel
Veel te zien dus.
We wandelen door naar de tempel met de 1000 kamers. Die er tegenwoordig
nog maar 10 of zo heeft omdat hij vrij nieuw is. De oorspronkelijke
tempel in in 1974 vernietigd: de Pathet Lao vond het nodig een statement
te maken over religie.
Zon’n anderhalve kilometer verderop ligt Patuxai, de Arc de Triomphe van
Laos. Gebouwd met cement dat de Verenigde Staten eind jaren 50 schonken
om een nieuwe startbaan op het vliegveld aan te leggen. De regering
besloot met het cement en de fondsen doe er bij beschikbaar werden
gesteld dus wat anders te doen. Toen de boog klaar was namen de
communisten de macht over en benoemden het monument tot symbool van hun
overwinning; Victory Monument dus. We vragen ons overigens af of ze hem
zelf wel mooi genoeg vinden:
Als je de toelichting op een van de pilaren moet geloven niet dus.
Opsporing verzocht gaat hier trouwens gewoon via een poster bij de pinautomaat.
Via een markt, het presidentieel paleis, een goede salade bij Joma Bakery en nog wat tempels komen we uiteindelijk uit bij Wat Ong Tai. Omdat het nieuwe maan is, is dit een goede dag voor ouders om met lastige en of moeilijke kinderen naar de tempel te komen. De goden zijn op deze dag bereid daar iets aan te doen. Het loopt niet storm, maar er zijn toch de nodige jonge gezinnen. Als jonge monnik kun je je op heel andere manieren afreageren trouwens:
O ja, de titel van de blog:
Bommen, granaten, protheses en Volendam in Laos/h2>
Morgen
moeten we om zes uur uit bed, dus om een beetje te trainen staan we een
half uur eerder op om 0800 uur. Daarmee verrassen we Mike, want die
heeft ons de afgelopen dagen niet voor half tien aan het ontbijt gezien.
Zijn Laotiaanse hulpen weten echter oom prima een eitje te bakken na
wat handen en voetenwerk en dat verbaast Mike dan weer.
Mike neemt ons mee naar Cope, een acroniem voor Cooperative Orthopedic
and Prosthetic Enterprise. Het is de NGO waar Mike sterk bij betrokken
is vanuit zijn werk als landbouwadviseut. Hij kwam er achter dat om iets
aan landbouw te doen in Laos, je ook iets aan alle achtergebleven niet
ontplofte mijnen en bommen moet doen. En dat zijn er een hoop. Naar
schatting zijn er tijdens de Vietnamoorlog alleen al 260 miljoen
clusterbommen op Laos gegooid, waarvan 10 tot 30% (nie,amd weet het
precies) nooit is gedetoneerd.
Op de kaart ku je zien waar de meeste is neergegooid: in het noorden
waar de Pathet Lao het voor het zeggen had en langs de grens met Viet
Nam; de Ho Chi Minh route waarover de Noors-Vietnamezen de Viet Cong in
het zuiden bevoorraadden. Dat zijn dus ook de gebieden waar de meeste
troep is achtergebleven. Nou kan een clusterbommen niet zoveel kwaad,
als je er maar niet op gaat slaan, het onderploegde, er mee voetbalt of
een vuurtje boven stookt. Nou ja, jullie snappen hem, er gaat nog beest
het een en ander mis, te meer omdat het metaal van de bommen veel geld
waard is. Er wordt dus door de bevolking actief gezocht maar
munitierestanten om wat bij te verdienen.
Ook hier weer met de voorspelbare gevolgen. COPE helpt met voorlichting
en het verstrekken van protheses. Ook wordt er geruimd door NGO’s, op
een redelijk ineffectieve manier. Per geruimde UXO zijn de kosten
gemiddeld 250 euro. De Laotiaanse NHO’s zitten daar flink onder,
Buitenlandse NGO’s zijn dus soms meer dan 1000 euro per geruimde bom
kwijt. In het huidige tempo is er nog voor 350 jaar werk. COPE doet mooi
werk, het is een kleine interessante expositie en erg vrolijk wordt je
er natuurlijk niet van.
Dat worden we weer wel van het volgende bezoek aan Wat Sisaket. Een
fotoplezier van 5 personen zet eenLaotiaanse familie in vol ornaat op de
foto. Zou het een bruiloft zijn of zo? Even navragen leert dat dat niet
het geval is. Het betreft een Amerikaanse familie, waarvan de man in
1975 als vijfjarige geëmigreerd is naar Amerika. Zijn vader zal wel bij
de verkeerde partij hebben gezeten, maar daar hebben we het verder niet
over gehad. Na 41 jaar is hij nu terug en het leek ze wel leuk om foto’s
te maken in origineel Laotiaanse kleding die ze dus voor het eerst van
hun leven aan hebben. Ach ja, in Volendam kin je ook in klederdracht op
de foto.
Wat Sisaket is de oudste tempel van Vientiane, waarschijnlijk zo’n vier
eeuwen oud. Het is een van die tempels die in 1829 gespreid beleven,
toen de Siamezen Vientiane veroverden en vernietigden, dat de tempel
gespreid werd was niet iets religieus; het was toevallig de legering van
de Thai. Het is een van de enige tempels jn Laos die niet van steen,
maar van hout is. Hij os erg mooi, met een kloostergang om de tempel en
binnenin schitterende schilderijen.
Na de tempel lunchen we en nemen nog een keer een massage. Nu kan het nog; morgen vertrekken we naar Maleisië.
AA, Yahya en India
Heel korte update vandaag. We zijn de hele dag onderweg geweest van
Vientiane naar Mersing in Maleisië. 6 uur op, om half zeven met Soukiet
naar het vliegveld, uurtje vertraging met Air Asia, dus rond 10 uur de
licht in, aankomst om 1240 in Kulala Lumpur, door de immigratie en
douane, om 1415 uur in de taxi, 1900 uur in Mersing, nieuwe zonnebril
kopen voor Marit, eten bij de Indiër, instorten.
O, toch nog een verhaaltje dan. Dit is Yahya. Op Internet terug te vinden als TaxiExora. Is een taxicentrale, maar ook eenmansbedrijf en eigenlijk is hij helemaal geen taxichauffeur, maar politieagent. In 1994 raakte hij gewond bij een dienstongeval en sindsdien mag hij alleen maar bureauwerk doen. Die werkzaamheden zijn nauwelijks uitdagend, dus runt hij naast zijn baan als politieagent een taxi-consortium met 15 chauffeurs. Dat kon er best bij, ook onder werktijd, want dat werk is dus euh, weinig uitdagend. Nou ja, hij rijdt stevig door, maar toch zijn we bijna vijf uur onderweg en dus heeft hij royaal de tijd om uit te leggen hoe je dat dus doet; Politieagent en tevens taxicentrale.
Op het Drakeneiland na wat bureaucratie
Na het opstaan op het goddeloze zes uur ’s morgens gisteren, moeten we vandaag weer zo vroeg op. Het is op de klok dan wel zeven uur, maar door naar Maleisië te vliegen, zijn we in een andere tijdzone gekomen en dus weer een uur kwijtgeraakt. Nou ja, het was dus weer veel wachten. De boot naar Tioman Island vertrekt in Mersing. De riviermond is daar dichtgeslibd en dus kan de Ferry alleen bij hoogwater over de zandbanken heen. Nou is hoogwater redelijk voorspelbaar, maar dan nog vertrekken ze regelmatig een uur te laat. Of te vroeg. Het inchecken voor de boot is een wonder van schoonheid voor hen die van bureaucratie houden. Je moet maar liefst vijf loketten af voordat je je tickets hebt (online besteld), geregistreerd bent, een plaats hebt toegewezen gekregen, de state tax hebt betaald, de marine conservation fee hebt betaald en je boarding pass hebt opgehaald. Daarna mag je nog een uurtje wachten in de rij. Hans handelt de bureaucratie af, Mirjam en Marit scoren ondertussen bananenpannenkoeken. Tegen de tijd dät we met een uur vertraging aan boord gaan, zijn we al weer redelijk gaar.
Na dik twee uur varen zijn we bij het eiland. De boot zit mudjevol, maar dat spreidt zich dan toch weer aardig uit over de diverse aanlegplekken van de boot. Wij zitten op ABC, oftewel Kampung Air Batang. Hetzelfde dorp als waar Mirjam en Hans in 1994 geweest zijn, het ziet er nauwelijks meer ontwikkeld uit, maar het hutje waar we toen verbleven vinden we toch niet terug. We zitten als flashpackers trouwens niet echt meer in een hutje, maar in het vrij luxe Tioman Dive Resort. Hans heeft zij eerste duik al weer achter de rug. Maar daarover en over die draak morgen meer.
Allemaal in het water en allemaal mooi
De eerste echte duikdag voor iedereen. Hans pakt de ochtendboot voor
twee duiken en Mirjam en de kids slapen een beetje uit en doen een uur
later een shoredive om er weer in te komen. Dat lukt allemaal prima, al
zijn de kinderen wel een beetje moe en dus gaan Mirjam en Hans ’s
middags samen duiken.
Het zicht was ‘ s ochtends minder, maar ‘ middags best goed. Het is een heel mooie duik. We zien enorm veel visjes, een haai, een schildpad en Mirjam heeft een nieuwe vriend in de vorm van een Giant Boxfisch, die meer dan een half uur met haar meezwemt. Filmpje:
Ons pap en ons mam reizen mee
In
het begin van de vakantie had ik (Hans) niet zoveel zin om de blog bij
te houden. De motivatie ontbrak een beetje zeg maar. Maar met 500 vaste
volgers wil je niet zo maar ophouden, dus om Linda de Mol maar te
citeren: “Als je geen zin hebt moet je zin maken’. Na een paar dagen
realiseerde ik me dat het gebrek aan zin alles te maken heeft met het
feit dat de grootste fans van reisfamilie.nl er niet meer zijn.
In november 2015 overleed mijn vader Jan Damen en in januari van dit
jaar mijn moeder Thea Damen Lohman. En eigenlijk waren zij een van de
redenen dat we deze site ooit gestart zijn. Daar zit en lange
geschiedenis aan vast. Toen ik in de jaren 80 van de vorige eeuw wat
verder op vakantie begon te gaan, leidde dat tot de nodige stress bij
vooral mijn vader. Nou maakte die zich al ongerust als we met de
zeeverkenners naar de Biesbosch gingen, maar toch. Marokko was al op het
randje, maar India en Nepal in 1984 helemaal. Ons mam was wat
gemakkelijker: “Hier hedde 100 gulden om wa te drinken, en als er wa
over blè, dan kunde ok wel unne keer bellen.” Dat bellen in die tijd
vanuit India niet zo heel gemakkelijk ging, werd maar matig geloofd.
Terwijl je toch echt naar een centraal telefoonkantoor moest en een
gesprek moest boeken. En dan vertellen hoeveel minuten je wilde en
vooruit betalen. Met wat geluk had je een kwartier later verbinding,
maar het kon ook twee uur duren. De jaren daarna waren de bestemmingen
net zo exotisch en bellen net zo lastig. In Indonesië in 1989 lukte het
na een aardbeving zelfs drie weken niet. Nou ja, stress thuis dus,
terwijl reizen er toch wel een beetje in zat.
Thea in de jaren 50 in Middelburg
Vooral ons mam mocht eigenlijk best veel. Net na de oorlog met haar
vriendin Mien van Laarhoven naar Brussel. Meerijden met een vrachtrijder
en dan logeren bij familie. Die vervolgens dreigde ze na twee dagen
weer naar huis te sturen, omdat ze ondanks een uitdrukkelijk verbod toch
naar de kermis waren gegaan. Eind jaren 40 mocht ze met vijf
vriendinnen een kamer huren in Den Haag.
Toen Jan en Thea verkering hadden zijn ze, voordat ze getrouwd waren, op vakantie geweest in Oostenrijk. Tien dagen met de bus van de EMA, gescheiden slaapzalen, ‘alles in het nette’ om Thea maar te citeren. De huwelijksreis in 1958 ging naar Italië. In de jaren 60 gingen we op vakantie naar Ome Frans en Tante Saar in Breskens en later naar de Panne in België en nog later naar Normandië, Bretagne en de Loirestreek. Vanaf 1980 gingen Jan en Thea echt reizen. Het begon met een KRO-reis naar Wenen, waarbij als speciale attractie diskjockey Ervard Niessing meereisde. Later volgden nagenoeg alle landen rond de Middellandse Zee, Oost Europa, Indonesië, Sri Lanka, Mexico,Zuid Afrika, Thailand, Maleisië, Singapore en Australië om er maar een paar te noemen. Ze hadden er ook lol in, waarbij Thea (uiteraard) de gangmaker was. ‘Ja,’ zei Jan, dan zaten we midden in de woestijn in Tunesië bij een Bedoeinenkamp, dan hoorde ik commotie en dan wist ik het al.’ Inderdaad, even later stoof Thea achterop bij een Bedouien op een moterfiets voorbij. Een Bedouien met een kalasjnikov, mind you.
In 2008 waren ze 50 jaar getrouwd en vonden ze het leuk om de hele
familie in de meivakantie mee te nemen naar Turkije. Wij ook en zelfs zo
leuk dat we het nog twee keer herhaald hebben. Daarna zijn we nog een
keer in de Panne geweest, maar het reizen werd vanaf toen allemaal wat
te belastend.
Maar goed. Zoonlief op vakantie met 100 gulden voor bier en om te
bellen. Dat deed je dus nooit genoeg. Het werd allemaal nog een graadje
erger toen we in 2005 voor het eerst met de kinderen op vakantie naar
India gingen. De zorgen werden nog groter dan bij zoonlief Hans en
schoondochterlief Mirjam. Ze vonden het helemaal niks, maar ons uit de
ouderlijke macht laten zetten was net een brug te ver (maar wel een
optie), we belden best vaak (inmiddels hadden ze gsm in India), maar
twee keer per week was nog lang niet genoeg.
Dat veranderde compleet toen we onze reisfamilie blog startten, als
we nu na één week belden was het: “O, dat weten we al” en “Nee, we
hebben alles al gelezen”. Los van het feit dat bloggen gewoon leuk is.
Het is de moderne versie van het blauwe boekje met de harde kaft waar ik
daarvoor op vakantie elke avond in schreef. Mijn vakantiedagboek dus,
maar dan nu online.
De motivatie om te schrijven was er dit jaar dus niet echt, omdat zij er niet meer zijn. Maar alleen al het besef dat dat de reden is, was voldoende om het schrijven wel weer leuk te maken. Morgen dus weer een gewone blog van de reisfamilie. Jan en Thea zijn er niet meer, maar ze reizen wel een beetje met ons mee.
One for all and all for one. En die draak
Na de historische blog gisteren (bedankt voor alle lieve reacties), vandaag weer een ‘normale’ blog .
Wat hebben we de afgelopen dagen gedaan? Nou euh, gedoken op het
drakeneiland. Dat verhaal hadden jullie nog te goed. Puteri Naga was een
draak die, net getrouwd, met haar man op huwelijksreis was. Ze zwommen
net lekker in de Zuid-Chinese zee, toen ze bedacht dat ze haar
huwelijkssjaal vergeten was. ‘Wacht ff hier op me’, zei ze tegen haar
echtgenoot, ‘dan haal ik ‘m even op’. Zo gezegd, zo gedaan, maar toen ze
terugkwam, zag ze haar man niet meer. Ze bleef eeuwen rondzwemmen,
terwijl ze op hem wachtte. En langzaam versteende tot wat nu Pulau
Tioman is.
Dat duiken dus. Hans is vroeg op voor de twee bootduiken op de morgenboot, de rest van de familie gaat voor de middagduik (en die doet Hans dan ook vrolijk mee). Gaat soms prima en soms even mis, maar we letten goed op elkaar, gaan samen als reisfamilie naar beneden en komen samen weer boven. Luctor et Reisfamilie Emergo.
Finding Nemo and more
Gevonden!Wat
gaat een week snel voorbij als je plezier hebt. In totaal hebben we 41
duiken gemaakt en de meest schitterende vissen, visjes, haaien,
schildpadden en wat er verder allemaal aan levends onder water te vinden
is. Er zit hier nog best veel levend koraal, maar ook het versteende
koraal is fantastisch. Hans was helemaal niet te houden, die heeft de
middagduik op de eerste dag meegepikt en daarna zes dagen lang drie keer
per dag gedoken.
Mirjam is OK!
Vandaag was onze laatste volle dag op Tioman en Mirjam en Hans hebben
drie duiken samen gedaan. Hartstikke mooi weer onder water, maar ook wat
consternatie. Op de eerste duikplek stond veel stroming en toen een van
de duikgidsen even poolshoogte ging nemen of we hier wel verantwoord
konden duiken vond hij een vissersnet, met daarin een dode haai van 2,5
meter. We zochten daarna maar een ander plekje op (en er stond ook wel
veel stroming). Prima diveshop waar we duiken trouwens: B&J Diving.
Leuke divemasters (dank Linda, Mike, Daniel. Cathy en Emir). Erg
veiligheidsbewust ook; voor iedere duik is er een volledige briefing,
die Marit na drie duiken al uit haar hoofd kende, maar waarvan het
filmpje niet online mag. Er komen nog meer filmpjes, maar die gaan we
thuis wat editen. Gaat toch gemakkelijker dan op de iPad.
Dat zo’n briefing niet voor niks is, bleek namiddag bij onze laatste
duik. Als de kapitein van de boot zijn motoren laat ronken en op de
duiktrap tikt, moet je verantwoord, maar snel naar boven. Het blerk dat
Mike, de duikgids van de andere groep onwel was geworden onder water.
Wij snel aan boord. Mike lag er slecht bij, maar gelukkig (of gewoon
goed geregeld eigenlijk), was er zuurstof aan boord en daar trok hij wat
van bij. De speedboat was nog sneller weer terug bij de steiger als
normaal. Het lijkt allemaal mee te vallen.
Morgen moeten we hier weg; we vinden het allemaal jammer.
Divemaster in spé
Na een week moeten we afscheid nemen van Tioman, een vertrek dat voor iedereen te vroeg komt. Er volgt een stevige reisdag. Zeven uur op, half negen op de veerboot naar Tanjung Gemok. Daarmee hebben we ons zelf wel gematst, de boot naar Mersing vertrok al om half zes, dus dit is beter. Terwijl we op de boot staan te wachten, doet Marit even letterlijk het laatste stuk van de zeer standaard duikbriefing na:
Zo gaat ie dus letterlijk.
De veerboot komt rond twaalf uur in Tanjung Gemok, tijdje een taxi
zoeken, tien voor een in de taxi op weg naar de grensplaats Kota Bahru,
waar we om half vier hadden kunnen zijn.
Inderdaad, we hadden al zo onze twijfel, het was een oud barrel en de
auto lekt water. Bijvullen helpt op een gegeven moment ook niet meer en
met een kokende moter zoekt onze chauffeur vervanging, die nooit
slechter kan zijn.
Wel dus. Nog ouder, nog minder schokbrekers, we zwalken de laatste drie kwartier onder de weg. Toch nog ren Bertje een avontuurlijke vakantie. Uitboeken uit Maleisië gaat supersnel en ook Singapore in gaat prima. De vorige keer stonden we meer dan twee uur te wachten voor Singapore alleen al. Maar het kost nu alles bij elkaar een drie kwartier of zo. Daarna et Ueber naar het YWCA, waar de village people dan weer geen lied van hebben gemaakt. We krijgen eerst kamers aan de kant waar gebouwd wordt. Dat scheen geen probleem te zijn, want ze beginnen om 10 uur en houden om 0530 op. Ze bedoelde het schijnbaar omgekeerd. Nou ja nieuw kamers aan de rustige kant. Al wordt de rust op dit moment verstoord door 300 Chinese kinderen op schoolreisje. Vooruit dan maar weer. Truste!
Granulatie, geschiedenis en Ganesha
Een
titel die een eentje allitereert is altijd lekker. Wat niet zo lekker
was, was een wondje langs de nagel van Hans’ duim. Opgelopen bij de
tweede dag duiken en het ziet er uit alsof een stukje binnenband naar
buiten puilt langs de nagel. Granulatieweefsel, Google het maar niet. Op
150 meter zit een metrostation met een huisartsenpraktijk (handig) en
daar ga ik toch naar toe, met name omdat de vinger wat ontstoken lijkt.
De dokter kijkt er naar en zegt dat ik twee keuzes heb: antibiotica en
in Nederland weg laten snijden of hier in Singapore weg laten snijden.
Zij zelf kan het niet, maar ze geeft me een paar adresjes waar het wel
kan. Een kilometer verderop zit een medisch centrum waar allerlei
specialisten als kleine zelfstandigen hun nering drijven. Ik kan terecht
bij Dr Patricia Ng Pei Ling, die snijden niet nodig vindt. Gelukkig. 10
minuten later sta ik met antibiotica en 210 Singaporese dollar lichter
op straat.
Ik scharrel bij drie winkels ontbijt bij elkaar dat we op de
hotelkamer opeten. Daarna gaan we naar het nationaal museum van
Singapore. Mooie tentoonstelling, waar we met lunch mee dik 3,5 uur
doorbrengen. Bijzonder hoe Singapore van een zompig eilandje in twee
eeuwen een wereldstad wordt waar dik geld wordt verdiend.
In little India laat Hans zijn haar knippen en Marit haar hand henna-en.
De dag was inmiddels al goed gevuld. Mirjam en Marit gaan nog even shoppen op Orchard Road, waar zelfs een echte shopaholic waarschijnlijk een maand of drie nodig heeft om alle winkelcentra geheel te bezoeken.
We sluiten de dag af bij de Gardens by the Bay, waar elke avond een uiterst chauvinistische Sound en Lightshow wordt gehouden op een stuk of tien artificiele bomen. Het park is een van die gecultiveerde attracties, waar Singapore patent op lijkt te hebben. De show is licht daft, maar tick in de box en in het park zit ook Satay by the Bay, waar we eten met hamburger, Indiase roti canai en curry en, inderdaad, satay.
Innovatie en historie; goede combi
Weer
een volle dsg vandaag. We beginnen met een beetje werken voor Hans.
Jasmijn heeft een bezoek geregeld aan de Advanced Innovation Exchange
van Cap Gemini. Een innovatiehub waar de uitdagingen van de klanten van
Cap gekoppeld worden aan niet alleen de mogelijkheden van Cap Gemini,
maar uitdrukkelijk ook aan die van kleine innovatieve startups.
We worden vriendelijk ontvangen en er wordt uitgebreid de tijd genomen om werkwijze en resultaten toe te lichten. De applicatie idemvoor banken gebouwd is waarin in klanten gevolg worden is trouwens bijna ‘Big Brother’-eng.
We wandelen naar Chinatown. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was
Singapore druk bezig alles wat oud was te slopen en te vervangen door
flats. Net op tijd kwam de regering er achter dat toeristen misschien
wat anders willen zien als alleen maar flats. De kaatste restanten
werden dus bewaard en little India en Chinatown zijn twee van die
restanten.
Midden in Chinatown ligt overigens Sri Miriaman, de belangrijkste
hindoetempel van Singaporees 100 meter verderop een moskee; weer een
mooie illustratie hoe de verschillende bevolkingsgroepen van de stad
vredig met elkaar samenleven.
Dat het allemaal zo vredig samenleeft heeft twee redenen: het gaat
economisch erg goed met het land en de regering is redelijk strict om
het maar vriendelijk uit te drukken. We eten een hapje in het museum van
Aziatische Beschavingen dat we daarna bezoeken en wandelen door naar de
Merlion; het nationale symbool van Singapore. Met nog 400 toeristen
maken we selfies met de zeeleeuw.
In de aanloop naar de Nationale Feestdag op 9 augustus is de
luchtmacht druk haar show aan het oefenen. Het is ook geest in het Civic
District, met avondopenstelling van de musea, straattheater, een
foodfestival en muziek. De reisfamilie is na een lange hete dag wat moe
en het kost wat moeite om consensus te bereiken hoe de dag af te
sluiten. Dat lukt uiteindelijk met een fijn terras aan het water van
Clarke’s Quai, met lekker Indiaas eten, een biertje en een cocktail.
Dienstmededeling
Het is hier te gezellig en al 2400 uur geweest. De @reisfamilie-update van gisteren volgt morgen. #ilovesingapore.
Slechte tijden toen, heel goede tijden nu
We
starten de dag met een stukje militaire historie. Tegenover ons hotel
ligt Fort Canning Park, locatie van, inderdaad, het voormalige Fort
Canning. Rond 1880 gebouwd als artilleriefort, maar na de Eerste
Wereldoorlog had men ook hier door dat statische
verdedigingsopstellingen niet meer zo goed werkten. Dus werd het fort
ontmanteld en vervangen door een Hoofdkwartier voor de Far East Army en
een bunkercomplex waar vanuit in voorkomen geval de strijd joint geleid
zou kunnen worden. Die strijd begon op 8 december toen de Japanners
anderhalf uur na Pearl Habour Maleisië aanvielen. Hoewel de Britten drie
keer zo veel personeel hadden als de Japanners, was het vang het begin
een ongelijke strijd. De Navy werd op dag één al uitgeschakeld omdat de
twee schepen waaruit ze bestond meteen werden weggebombardeerd. Met de
Airforce ging het al niet veel beter. De vliegtuigen waren oud (er werd
nog met dubbeldekkers gevlogen) en geen partij voor de Japanse Zero’s.
Met de Army ging het niet veel beter. Hoewel het leger beschikte over
Britse, Maleise, Australische en Indiase troepen en uit 150.00 man
bestond wasze geen partij voor 50.000 Japanners, die gevechtservaring
hadden opgedaan in China en bijvoorbeeld beschikten over 150 tanks. De
Britten hadden er nul en het anti-tankgeschut dat er was, was zo
onhandelbaar, dat er niet eens mee geoefend was.
Capitulatie
Binnen twee maanden dreven de Japanners na hun landing in Noord
Maleisie de Britten terug naar Singapore. Waar op 15 februari de
capitulatie onontkoombaar was. Dit hele verhaal wordt keurig verteld in
de voormalige bunker op Fort Canning Hill, die tegenwoordig als “Battle
Box “Museum is ingericht.
Uitzicht vanaf de daktuin 12e verdieping Orchard Central shopping mall
Na alle oorlogsverslagen maken we een toertje langs wat
shoppingcentra op Orchard Road. Dat het Singapore na de oorlog niet
slecht vergaan is, is duidelijk. Van lage lonen concurrent van Hong Kong
is het geworden tot een high tech handels en financieel centrum en,
zegt men, de duurste stad ter wereld. We hebben al wat dure mals gezien
in Bangkok en Kuala Lumpur, maar dit is wel de max.
Frank loopt voortdurend te smullen van de Maserati’s, Lamborghini’s,
Rolls Royces, Ferrari’s en wat er verder allemaal aan moois in het wild
voorbij komt.
Na een korte siësta vertrekken we naar het Civic District waar dit jaar
ter gelegenheid van de Nationale Feestag op 9 augustus voor de eerste
keer het oitdoorfestival georganiseerd wordt. Strak uiteraard, op zijn
Singaporees. Heel het festival-district is afgezet met 5 meter hoge
hekken op betonnen voet, maar ook vriendelijk. Duizenden mensen bij
elkaar die plezier hebben, geen enkele wanklank, geen enkele plastic
beker op de grond, geweldige sfeer.
De musea zijn gratis toegankelijk, overal is livemuziek, er is uiteraard eten, maar de topattractie is Hermera’s dream, een multimediaspektakel in vijf delen dat op vijf verschillende gebouwen geprojecteerd wordt. Geweldig mooi gemaakt. We kijken een paar delen op verschillende plekken, drinken een biertje, genieten van de muziek, Frank en Marit browsen door stapels ElPe’s en we kletsen wat met de LP-verkoper.
Het is overduidelijk stapavond. Over een overvolle Clark’s Quai wandelen we richting hotel. Het stikt er van de bars en restaurants, waarvan er heel veel live muziek hebben. We hebben nog wel zin in een snackje en komen terecht bij McGettigans, een Ierse Pub. Erg goed eten, hamburger van Wagyu-rund en zo en uiteraard Guinness and Kilkenny. Gecombineerd met geweldige live-muziek is het een goed slot van de avond. Rond 12 uur zijn we vrolijk terug in het hotel.
We zijn weer thuis, dus tijd voor, nou ja, wat de titel van deze blog
is dus. ‘Hoe hebben jullie in hemelsnaam voor de combinatie Thailand,
Laos, Maleisië en Singapore gekozen?’ is een vraag die ons regelmatig
gesteld is. Tsja, Hans wilde wel weer naar Azië (wil ie altijd), Frank
ook (maar dan niet weer Thailand), Mirjam wilde weer duiken maar (durfde
na bijscholing op Ko Tao bij Impian van Robert Rehmrev) op een andere
plek: we hadden goede herinneringen aan Tioman en de kinderen wilden
graag naar Singapore (omdat ze daar allebei een beetje ziekjes waren
acht jaar geleden). Laos stond op het verlanglijstje en je hoeft er geen
malariaprofylaxe meer voor te slikken, wat googelen en zo kwam dus de
route Chiang Rai, Slow boat over de Mekong, Luang Prabang, Vang Vieng,
Vientiane, Tioman Island, Singapore tot stand.
“Helemaal Zen dus?” Nou nee, niet helemaal. De valkuil waar we (lees
Hans) weer instapten is dat ie de eerste dagen te veel wil doen, terwijl
de rest van de familie nog zwaar aan de jetlag is. Ook nu weer; niet
verstandig dus, want het leidt tot een verminderde Zonnatura-atmosfeer
zeg maar. En daarbij regende het wel errug veul de eerste dagen.
De tweedaagse boottocht over de Mekong was dan weer wel erg ontspannend.
Beetje hangen, naar buiten kijken, lekker eten, helemaal prima.
Vijf dagen in Luang Prabang was ook fijn. Luang Prabang is een
werelderfgoed stad, er mogen dus geen lelijke betonkolossen gebouwd
worden en het heeft nog steeds een beetje de Franse koloniale sfeer. Een
van de leukste activiteiten was het praten met jongeren bij Big Brother
Mouse. Zij leren Engels, wij leerden van alles over het leven van
tieners en studenten in Laos.
Dat rustatieke heeft het (ex) backpackerdorp Vang Vieng totaal niet. Nu
al overlopen door Koreanen en Chinezen en er worden nog veel meer grote
hotels bijgebouwd. Een kilometer of tien buiten het stadje zit je wel
weer heerlijk midden tussen de rijstvelden. Die met het omringende
groene berglandschap een verpletterend ‘schoon’ plaatje opleveren. We
hadden hier bijna een puppy geadopteerd (die meeliep en telkens van het
pad in de paddy belandde).
Ook de kayaktocht een van de hoogtepunten van de vakantie. 15 kilometer,
waarvan 12 in de stromende regen. En stromend:;echt stromend, zo
stromend dat de contactlenzen bijna uit de ogen spoelden. Maar juist die
eerste 12 km alleen op het water door dat prachtige landschap. Zelfs de
regendruppels op het water. Fantastisch mooi. Intens van genoten!
Vientiane is ook een grote stad, maar met heel mooie tempels. Het
verblijf in het gastenhuis bij Mike en Soukiet was even wennen (vooral
vanwege het aangekondigde “Wildlife in de jungle”), maar de Wildlife
viel mee. Mike en Soukiet waren heel gastvrij. Mike was bovendien een
geweldige gids en echt een fijn mens.
Een week duiken op Tioman Island was inspannend (met Hans’ drie duiken per dag) maar vooral ook ontspannend doordat iedereen helemaal zijn eigen ritme kon volgen. Het hotelletje was geweldig (sommige dingen doen Duitsers uitstekend) en iedereen kwam echt tot rust. Nou is een eiland zonder auto’s natuurlijk ook wel heel fijn. De duikschool was lekker relaxed, met een gestructureerde instructie voor iedere duik.
Singapore is dan weer niet rustig, maar wel georganiseerd. Echt een
wereldstad, maar dan zonder de nadelen? Het lijkt een beetje op de
Truman-show, maar toch weer niet. Ondanks de schaalgrootte zijn
Singapore en de Singaporezen uitermate vriendelijk en behulpzaam.
Geweldige musea en het is ook zo’n beetje de Food Capital of the World.
Alle keukens vertegenwoordigd en allemaal lekker.
Ook wel een prijzige stad (de duurste van de wereld zeggen ze, ik denk
dat New York nog wel wat duurder is). Onvoorstelbaar wat er allemaal aan
dure auto’s voorbijkomt. Lamborghini’s, Maserati’s, Ferrari’s,
Porsches; allemaal zomaar in het wild. De Mercedessen en BMW’s zijn al
helemaal niet te tellen.
En een goed feestje bouwen kunnen ze ook. Het Civic District Outdoor
Festival was geweldig. Iedereeen blij en vrolijk, overal muziek, een
geweldige lichtshow, geen zattemansbende, kleine kinderen gezellig erbij
en zelfs geen plastic bekertje op straat.
En we kunnen tegenwoordig met Frank en Marit op stap; ook leuk.
Nog even langs geweest in het Bencoolen Hotel, waar Hans 31 jaar geleden
verbleef. Het is net gereorganiseerd en een deel van het personeel uit
die tijd werkt er nog steeds. We herkenden elkaar niet meer.
De laatste dag in Singapore regende het net zo hard als in het begin van
de vakantie in Chiang Rai. Dat is misschien ook maar goed als je
afscheid moet nemen?! Het mocht de pret niet drukken. Heerlijke
vakantie.